“WIE LUISTERT, HOORT MEER”.
Deze kreet wordt door de omroepen voortdurend herhaald.
Ja, dat is nogal wiedes. En als het hier nu bij blijft…Maar nee, mijn speelse geest parafraseert ongehinderd voort. “Wie slaapt, hoort niks.” “Wie niks hoort, slaapt”. Ik word totaal gestoord door het dwangmatig verzinnen. Nog een: “Wie zwaait, gaat weg!”, “Wie weg gaat, zwaait!”, “Wie krabt, heeft jeuk”. Maar nog beter is: “Wie jeuk heeft, krabt”.
Gelukkig komt tussen deze oproep om te luisteren een normaal bericht. Een onderwijzer, vroeger ook wel “meester”genoemd, vroeg in de klas aan een leerling: “Piet, ik moet even naar de w.c. Wil jij vast vooruit gaan om de bril voor mij op te warmen?”
Nadat we deze hulpvraag hadden verwerkt, hoorden wij de radio weer vervolgen met de dringende oproep: “Wie luistert, hoort meer!” Voordat ik in slaap viel dacht ik: “wat een briljante reclameboodschap!”