Column-nr35-2024


WEG MET HET WASHANDJE

 

Na een gesprek met mijn trouwe adjudant over de diepe dingen van het leven, kwamen wij in deze hete dagen, waarin wij ons koel moeten houden met ventilatoren en waaiers, tot de scherpe conclusie dat het met de persoonlijke hygiëne in ons verhitte land niet al te best is gesteld. Ik begin maar eenvoudig met een kritische noot over een artikel, dat in het vaderlandse huishouden altijd een grote plaats innam: het washandje.

En dan niet één washandje, nee…we kennen het washandje voor ”van boven” en het washandje voor “van onderen”. Eventueel met bijpassende handdoek, om het even te preciseren, de handdoek voor “van boven” en de handdoek voor “van onderen”.

Weg ermee! Zeker nu ons klimaat langzamerhand verandert in een tropische plek, moeten wij onze hygiënische gewoonten drastisch aanpassen, voordat wij een smulparadijs voor kwalijke bacteriën worden. Wij pakken dit probleem graag drastisch aan door te beginnen met het wegwerpen en vernietigen van de washandjes. Zowel de washandjes voor “van boven” als die voor “van onderen”. Weg ermee!!! Deze  vochtige of half opgedroogde artikelen moeten de wereld uit. Voorgoed. En Definitief. Uitspoelen helpt niet.

Dus definitief. Ik ga op deze plek niet in op welke afschuwelijke infecties en kwalen U van die enge washandjes kunt oplopen, laat uw verbeelding dat werk doen. Doet uw voordeel met deze hygiënische tip van een ervaren vrouw. U  zult ontstelt zijn wanneer u die werkelijkheid ontdekt. De gruwelijke werkelijkheid van de gore washandjes.

 

Graag breng ik u in navolging op bovenstaande een meesterlijke tekst van Willem Wilmink onder de aandacht, dat ooit door de onvolprezen Adèle Bloemendaal grote hilariteit teweeg bracht:

 

Waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

Op zaterdagavonden werd in een teil
De schare gereinigd met boender en dweil
De teil zat vol water maar ’t water ging schuil
Onder schubben van zeep en van andermans vuil
Waar een leger van luizen verdwaasd in verdronk
Je was blij dat je leefde en blij dat je stonk

Waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

We hadden een handdoek voor ’t hele gezin
Je droogde je af en dan snoot je erin
En als dan die handdoek niet natter meer kon
Dan werd ie gewoon weer gedroogd in de zon
En ook door die keiharde handdoek mijn kind
Stonken wij alleen een uur in de wind

Oh waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

De school het kantoor de fabriek en de bank
‘T was alles vervuld van een stevige stank
Wij veegden ons gat altijd af met een krant
Wij kenden slechts drukinkt als deodorant
Je had nooit een ziekte behalve een zweer
Want elke bacil viel bewusteloos neer

Oh waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

Bacteriën kwamen er nooit in ons huis
Die schrikten wij af met de geur uit ons kruis
Geen virus al was het ook handig en snel
Kwam ooit door de korstige laag op ons vel
Dus wie er de dood onder ogen moest zien
Die was nooit veel jonger dan honderd en tien

Oh waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

Oh waar is die heerlijke geur van weleer
Je ziet dan wel mensen maar je ruikt ze niet meer

 

Willem Wilmink (1936-2003)