Column-nr22-2024


JUBILEUM

 

Mijn derde zoon zong.  Eerst  op de kleuterschool, later op de basisschool. En plotseling was die kinderstem anders gaan zingen. Hij zong als een gitaar: djeng djeng djeng. Ik zei tegen mijn man: “Hij zingt als een gitaar. Hij moet een gitaar hebben”

Nu was ons huis al een soort muzikale duiventil. Alle kinderen (5)  begonnen met de blokfluit op de muziekschool. En thuis kregen ze pianoles. De vader speelde voor zijn beroep piano. De moeder (ik) zong in het cabaret of de musical. Ze had vanaf haar zesde jaar pianoles gehad, haar moeder zong met haar mooie mezzo -sopraan het klassieke repertoire: Schubert, Schumann, Catharina van Renes.

Daardoor lazen wij ook allemaal noten, dat was gewoon. Pianoles was ook gewoon. De oudste zoon had zijn keus al gemaakt: hij ging slagwerk studeren. Op een oude trommel van de grote drummer John Engels roffelde hij zijn eerste roffels. Zelfs op vakantieging een oefentrommel mee.

Maar nu moest er een gitaar komen voor de derde zoon, die zong als een gitaar: djeng, djeng, djeng!  We hadden even geen geld. Dan ging ik altijd naar mijnheer M. die een persoonlijk krediet verschafte. En daarmee gingen we naar Dirk Witte, de gitaarwinkel op de Vijzelgracht. Daar kochten wij na lang keuren en proberen een elektrische gitaar. Terwijl die werd ingepakt, sprak ik: “We willen nog een gitaar!” Ik had niet voor niks een royaal persoonlijk krediet afgesloten. Nu moest er gehandeld worden, met het oog op de muzikale toekomst van mijn derde zoon. Die vlotte na de aanschaf van die twee gitaren, snel. Eerst gitaarles, dan naar de muziekschool, vervolgens naar het Haagsch Conservatorium, eindexamen dat leidde tot een tussenjaar voor het Berkeley-college of  Music in Boston, waarna ik eindexamen deed op het Haagsch Conservatorium. Ik reed in de tussentijd met een Peugeot stationcar met geluidsinstallaties, trommels en gitaarkoffers langs allerlei standplaatsen waar voor de twee muzikanten “gigs” waren  afgesproken.

Tot hun eigen bootje van een zelfstandig bestaan van wal ging en onze muzikale vogelkooi leger en stiller werd. Ik pingelde nog wel eens een verlegen sonatine, de vader verhuisde naar een ander huis met piano.

Zo bleef ik ook verstoken van de groeiende kracht van de drum- en gitaarzoons. Ik hoorde niets meer van vorderingen op hun geliefde instrumenten, vorderingen die zich vroeger onder mijn dak voltrokken.

En toen mijn gitaarzoon zestig jaar werd en besloot een besloten concert met zijn eigen kwartet en de medewerking van de Big

Band van de Soldaat van Oranje, zou geven (waar mijn gitaarzoon al bijna veertien jaar bij speelt) en ik ook mocht komen, had ik de mooiste muziekavond van mijn leven. Na al die jaren, dat mijn twee muziekvogels waren uitgevlogen om elders hun muzikale leven voort te zetten, had ik nooit meer kunnen horen hoe ze zich muzikaal hadden ontwikkeld. Ik mocht bij het concert op de eerste rij zitten, met het gezicht op het stoeltje van mijn gitaarzoon, met daarnaast vijf opgestelde gitaren, een ukelele, en een banjo. Met een geweldig mooi opgebouwd programma ging de avond van start, waar aan ook mijn drumzoon, de dochter en de zoon van de jubilaris hun muzikale bijdragen leverden in letterlijk alle toonaarden, met na de pauze een geweldig swingend concert van de met kersverse arrangementen en vijf hoorns versterkte band van “Soldaat van Oranje”. Het op hun stoelen swingende publiek uitgelaten uitte zijn enthousiasme in bravo geroep en woest geklap. Ik kan na deze unieke verrukkelijke avond waar op mijn ooit “djeng djeng djeng” zingende zoon

liet horen, hoe hij zijn muzikale pad in het leven met groot succes heeft vervolgd, mijn geluk niet op.

En een raad voor ouders, die weerstand voelen wanneer hun kind verlangt zijn muzikaliteit te ontwikkelen. Geef ze de ruimte, steun ze, muziek maakt zo gelukkig. Een leven lang!!!l