Column nr66 – 2023


DE VAN LEEUWENHOEK IN ONS

 

“Dit jaar is het 300 jaar geleden dat Antoni van Leeuwenhoek op 90 jarige leeftijd overleed, na een leven vol baanbrekend onderzoek en ontdekkingen.”

Ik wist van niks, behalve dat Antoni van Leeuwenhoek iets met microscopen te maken had. En dat Walter Machielsen, een goede vriend van een goede vriend, er kennelijk alles van wist. En daar ik een zeer nieuwsgierig Aagje ben, vroeg ik hem toen maar het hemd van het lijf, vooral toen Walter mij foto’s liet zien, die mij zo ontzettend nieuwsgierig maakten, dat hij mij wel moest vertellen hoe een en ander in elkaar stak.

Ik  citeer voor de lezers wat Walter hierover schreef: “Deze sterfdag van Van Leeuwenhoek heeft er toe geleid, dat dit jaar tot het

Van Leeuwenhoek-jaar is uitgeroepen in het kader van een samenwerkingsverband van o.a. het Boerhave Museum in Leiden, de

TU Delft en onze voorzitter Wim van Egmond. We kunnen vaststellen  dat Van Leeuwenhoek na drie eeuwen nog steeds veel mensen weet te boeien en inspireren met zijn werk. Hij was een ware pionier, die in een tijd dat de microbiologie nog geeneens bestond, zowel de “hardware” uitvond als de ontdekkingen deed die de basis vormden voor daarop volgende eeuwen wetenschappelijk onderzoek.

De microscopen die hij verzon en bouwde om toegang te krijgen tot die microwereld zijn wereldberoemd en de nu nog overgebleven exemplaren (het grootste deel is verloren gegaan) zijn stuk voor stuk een vermogen waard. Het is echter niet het ontwerp dat beklijfde; wie nu een dergelijke microscoop wil bouwen piekert er niet over zo’n hand-microscoopje met een piepklein lensje te fabriceren. Het inmiddels geëvolueerde instrument dat ons tegenwoordig ten dienst staat is zowel qua constructie als optisch superieur aan dit pionierswerk. Maar de erfenis van Van Leeuwenhoek ligt ook in de geestdrift waarmee hij de mensheid kennis lietmaken met een toen totaal onbekende wereld. Generaties wetenschappers hebben sindsdien zijn experimenteerdrift overgenomen en nieuwe stappen kunnen zetten in de microbiologie, om zo een beter begrip te krijgen van de wereld om ons heen. Wat zou Van Leeuwenhoek zijn ogen hebben uitgekeken…..”’

Terwijl ik Machielsen citeer schiet mij ineens een jeugdherinnering te binnen. Ik was een jaar of vijftien, toen mijn grootmoeder mij een boek aanreikte: ”Marjan, dit moet je lezen! Heel bijzonder!”

Dat boek was: “‘De jeugd van Francesco Campana”, van mevrouw Scharten – Antink. Het was in de jaren veertig dat ik het in één ruk uitlas en de herinnering aan die kleine wereld is mij altijd bijgebleven. lk dook onder in de microbiologische wereld, waar op het ogenblik weer volop aandacht voor is. Ik vond het indertijd een verrukkelijk boek.

Walter Machielsen werd door de National Geografic geprezen voor zijn verhaal en de lezer krijgt bij dit stukje een van Walters magnifieke sprookjesachtige foto’s te zien van een bloem, vele malen vergroot, zodat u zich kunt voorstellen waarom zijn onderzoek lof oogst!