Column nr25 – 2023


DE ZELFDENKER

(biografie van Karel van het Reve door Willem Melching)

Daar sta ik in mijn lievelingsboekwinkel Van Rossum, mijn ogen wandelen over de nieuwe titels. Een van de verkopers ( ik ken hem al jaren) schudt “nee”, wanneer ik hem vragend aankijk bij het bezichtigen van de actuele bestseller die omhelsd en omarmd wordt door  binnen en buitenlandse uitgevers, de schrijfster heeft de hoofdprijs gewonnen….zij kan voorlopig rustig gaan slapen. D. blijft “nee” schudden. Ik ken hem. Vele malen heeft hij mij in vroeger jaren afgehouden van het kopen van boeken, die ik volgens hem NIET moet lezen. Hij is lang weg geweest, ziek geweest, en gelukkig, nu is hij er weer. En schudt NEE. Er komt nu een oudere heer naast me staan. Hij pakt een boek op, houdt het voor mijn neus. “Dit moet u lezen!”.

Ik kijk naar het schrandere mannenhoofd op de omslag: “DE ZELFDENKER”. Ah! dat is de kop van Karel van het Reve! Ik heb hem gedurende mijn lange leven wel eens ontmoet, een paar keer zelfs. Een aimabele heer, scherp van geest en pen, ik las hier en daar wel eens een stuk van hem. Ik blader…ha! Dat is leuk, hij ging naar het Vossius Gymnasium, daar is mijn oudste zoon ook op geweest. Ik kom nog wel eens rijpere heren tegen, die ik ken van de verjaardagsfeestjes van mijn zoon. Of een oudere dame, ook uit zijn klas. How time flies.

Ik laat mij in de luie stoel zakken, de stoel in de boekwinkel, waar je even in zakt met het boek dat je iets beter wilt leren kennen dan bij het doorbladeren aan de toonbank mogelijk is. Nu, dit is over studie, over het communisme, over de Concertgebouwbuurt, over Rusland,  en hoe je daar op een dag toch weer opnieuw naar kijkt net als naar het communisme, of wat daar van over is.

En hoe je het hebt over de verschrikkelijke beelden van de communistiese banketbakker, later “stadsbeeldhouwer”, Hildo Krop. Over deze kwalificatie heb ik, na zelf een kwart eeuw in de huizen van de Amsterdamse School te hebben gewoond waar Hildo krop ook wortel heeft geschoten, een kwartier zitten hikken van het lachen.

Nog een titel van een hoofdstuk: “Wertheim, Mulisch en andere boeven”.

Dit is een boek om mee naar bed te nemen en door te lezen tot het uit is. Het boek is door biograaf Willem Melching zo ongelofelijk heet van de naald geschreven, het brandt bijna een gat in de lakens!

 

En dan nu het gedicht voor deze keer. Om u aan te melden voor een gratis gedicht in uw mailbox kijk op:

LJCOSTER.NL

De schaatsers (fragment)

Het voorjaar is zacht maar ongelofelijk nat.
De middag heb ik doorgebracht met bellenblazen
en ik realiseer me verrukt dat ik hier helemaal
alleen zit in het schuchtere duister.
De berkenkatjes kletteren op het overwoekerde marmeren trottoir.
En een kringeltje rook hangt boven het driehoekige houten dak.

Zeventien jaar in de hoofdstad van de provincie Foe Yong Hai!
Het kan toch niet zo zijn dat de vrouw voor niks anders is geboren
dan continue ontucht, enkel onderbroken door menstruatiekrampen.

Ik wilde bekendmaken dat ik met jou verloofd ben
bij de eerste volle maan van maand X.

De wind is gaan liggen, maar de magnoliabloesems
vallen nog steeds met een plop op de sponsachtige droge grond.
De avondlucht is vergeven van muggen.

Er is maar één manier om de puzzel af te krijgen:
het vinden van een lichtgroen varkensvormig stukje
dat aan de ene kant geleidelijk in vaalgeel overgaat.

Het is begin maart, in de border, beschermd
door bemoste brokstukken metselwerk,
bloeien een paar roodbruin-met-gele muurbloemen.

Op een ochtend verschijn je aan het ontbijt
in je slechtste kleren, alsof je op reis gaat.
En bij de koffie, beter gezegd slootwater,
kondig je aan dat je van plan bent mij alleen te laten in dit
reservoirachtige huis.
Voor je eigen bestwil zal ik besluiten je niet te geloven.

John Ashbery (1927-2017)
uit: De schaatsers (2023)