VERRAAD
De opmaat naar de jaarlijkse herdenking op 4 mei van de Tweede Wereldoorlog gaat synchroon met de langzaam ontluikende lente. Negentig jaar oud ben ik nu – en nog steeds denk ik vooral in deze tijd van het jaar, vanaf het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 tot aan de bevrijding van ons land op 5 mei 1945, aan de oorlog die ik als kind op alle mogelijke manieren intens heb beleefd, van mijn zevende tot mijn twaalfde jaar. Vluchten uit het door een brandbom getroffen huis van mijn Rotterdamse grootmoeder tot aan de bevrijdingsintocht van de Canadees-Franse troepen van het Regiment de la Chaudière in Amersfoort. Het is een stuk gestolde geschiedenis.
Af en toe word ik geconfronteerd met de blik van een ander, die me doet beseffen wat een horrortijd het is geweest. Toen ik in het boek Vaderskind: de oorlog van Renate Rubinstein van Hans Goedkoop de passage las over de stikdonkere avond waarop zij, jong meisje, met het Joodse servies van haar ouders naar de Boerenwetering in Amsterdam liep, om dat schuldige koshere servies naar de bodem te laten zakken. Treffender heb ik nooit iets gelezen wat de vernietiging van de Joden zo precies beschrijft.
Eenzelfde wilde woede ervaar ik nu in mijn negentigste jaar, wanneer ik me realiseer dat meer dan 100.000 vermoorde Joden, Sinti, Roma en homoseksuelen uit Nederland het hoogste aantal slachtoffers in álle landen van Europa is geweest.
Ik woon tegenover het Holocaust Namenmonument, waarop ook de namen staan van vrienden die de vernietiging niet hebben overleefd. Dan dringt het tot me door, dat – hoewel ondergedoken – het VERRAAD hen het leven heeft gekost. HET VERRAAD. Ik heb ook de verhalen gelezen van mensen die voor zeven gulden vijftig per stuk – vrienden? buren? kennissen? familie? – hebben aangegeven. En na al die jaren, waarin ik stil trots was op mijn dappere moeder, die vele malen haar leven heeft gewaagd om onderduikers het leven te redden. Naar wie ik als doodsbang kind stond te kijken, wanneer ze tijdens een razzia een Duitse soldaat in perfect Duits stond voor te liegen achter een dichte deur, die ze verdomde te openen. Ik bracht onderduikers weg op mijn fietsje, die dan later werden verraden en op transport gesteld, waarbij de man zich voor de trein wierp.
En nu, op mijn ouwe dag, denk ik aan het VERRAAD, waardoor die aantallen vermoorde Joden zo hoog zijn in ons land, hoger dan waar ook in Europa.
En ik koester de boom in een bos in Israël, die mijn moeder kreeg van vrienden wier leven ze wél heeft kunnen redden door ze te verbergen. Mijn moeder is al lang niet meer onder ons, maar op haar foto hangt een vuurrode vechtpet. Omdat ze nooit bang was haar nek uit te steken. Ze was alleen maar bang voor muizen.