Column nr21 – 2023


FEEST BIJ SOLDAAT VAN ORANJE DE MUSICAL

Een van mijn muzikantenzoons heeft Feest. De musical Soldaat van Oranje viert zijn twaalf- en een half jarig bestaan. Hij heeft vanaf het begin meegewerkt aan onze nationale musical, waarover ik hem af en toe nogal naïeve vragen stel, hetgeen hem doet uitroepen: “Moes, ga nu eens zitten, dan zal ik het je eens haarfijn uitleggen! Of ik het niet saai vind, iedere avond hetzelfde? Dat vraag je toch ook niet aan iemand, die op een kantoor werkt? Bij de Soldaat is het nooit saai.
Bovendien speel ik er parttime, en doe daarnaast nog veel andere muzikale dingen. Ik ben volkomen gemotiveerd met mijn rol in het orkest. Wij leggen de muzikale lat in het Soldaten orkest heel hoog, dat is belangrijk voor de voorstelling. Wij geven elke avond het beste van ons spel.”
“Wordt er wel eens gelachen?”
“Wij hebben een klassieke grap. In één nummer valt een muzikale stilte. Soms speelt iemand daarin per ongeluk door. Die moet dan voor straf een muts van een Zeeuws Meisje met Oranje vlechten opzetten tot aan de pauze!”
Ik vraag hoe die jarenlange belangstelling bij voortduring zo hoog blijft, verlenging op verlenging op verlenging!
Het herbezoek is heel hoog. Er zijn veel mensen die meerdere malen komen. Ook de groter wordende kinderen willen ze hier mee naar toe nemen. Los van het verhaal, dat een stuk van onze vaderlandse geschiedenis vertelt, valt er ook heel veel aantrekkelijk spektakel te zien. Er landt een Dakota waar de koningin uitstapt, er komt een golvende zee het theater binnenrollen, de zaal draait driehonderdzestig graden rond….de techniek speelt een grote rol. Ieder half jaar wordt de spelersbezetting gewisseld.
Er spelen ook veel jonge mensen mee. Er is nog steeds een band met de familie van de schrijver van het verhaal Erik Hazelfhoff Roelfzema, zijn dochter kom nog met regelmaat. De Soldaat is ook actief met educatie van middelbare scholieren. Er is een expositie in de Theaterhangar over het verzet in de oorlog….”
“O ja”, onderbreek ik mijn zoon, “ik herinner mij het noodkacheltje, dat bij ons in de oorlog zorgde dat wij in de hongerwinter iets warm konden maken!” Ik begeef mij naar de kassa, om vier nieuwe kaartjes voor mijn puberkleinkinderen te kopen. Want ik wil na al die informatie nu zelf voor de derde keer ervaren hoe het ook al weer was, in die tijd, die ik ook nooit meer uit mijn geheugen krijg.

En dan nu het gedicht voor deze keer. Om u aan te melden voor een gratis gedicht in uw mailbox kijk op: LJCOSTER.NL

Dag van schoonheid

De bot, die berst; de bij, die zoemt;
de wind, die zotheid gaat vertellen:
wat men kortweg de lente noemt
en de aarde komt op stelten stellen;
dat klotst nu alles door mijn kop,
en ’k stak er wel een pluimken op,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.
Als ik de band maar los kon knopen,
nam ik u allen dubbelthope:
gij meiskens uit de stad, den stal,
gij wijs als ’t boek, gij dom als oordje,
gij uit ’t kasteel en gij uit ’t poortje,
en gij, o boom, en gras, en wal,
gij witte, wandelende pater,
gij paard, gij zon, gij wolk, gij water,
en ’k danste midden in uw tas,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.

Richard Minne (1891-1965)
uit: In de zoete inval (1955)