WIM KAN’S GEHEIME WAPEN
Na de indrukwekkende Holocaust Herdenking en de confrontatie met de overstroming van onze lage landen in 1953 moesten we draad van het dagelijks leven toch weer oppakken. Mijn kleinkinderen zorgen wat dat betreft voor veel vitaliteit en levendige verhalen. Mijn achterkleindochter, drie jaar, zorgde voor een opmerkelijk inzicht op welke hoogte haar overgrootmoeder zich op haar levenspad bevond. Met haar moeder bij de dokter deelde zij deze ernstig mee: “Mijn oma is oud!”
En daarnaast houd ik er de moed in, door de verzameling verzen van Kees Stip, ook wel onder het pseudoniem “Trijntje Fop” gepubliceerd. Tegen de nu weer oplaaiende ontlezing van ons volk probeer ik de leesspieren van mijn twee kleindochters – respectievelijk dertien en zestien jaar- te prikkelen door deze royaal puberende dames een paar keer per week een puntgaaf puntdicht van Kees Stip te sturen. Er is een verzamelbundel verschenen, onder de titel “Puntgaaf”, waaruit ik gretig put om deze twee dames eens aan het lezen te krijgen. Onder ieder versje maan ik ze om de spitse gedichten vooral hardop vóór te lezen. Mijn eerste klein succes scoorde ik door het antwoord van de jongste – 13 jaar – : “Oma, méér!”
Zo met de geraffineerde methode van een sluipwesp probeer ik de dames te verleiden.
In de drie jaar, dat ik bij Wim Kan werkte, kwam Kees Stip wel eens lang, om verse waar voor de Maestro af te leveren. Zijn naam stond als auteur voor verschillende teksten natuurlijk ook in het programma. Zo had Wim Kan eens een mooi nummer van Stip voor Corrie geregisseerd. Het lied ging over een schildpad. Corrie Vonk, dol op exotische verkleedpartijen, had een tafel met een gat bedacht, waardoor haar als schildpad geschminkt hoofd uit dat gat de zaal in keek. Corrie hield er van om haar publiek met zo’n tekst het volle pond te geven.
Het publiek zag, zodra het licht aanging, een tafel met een schildpadhoofd, dat rare smoelen trok en met haar tong klapperde.
De mensen keken in hun programma, hadden niet door dat het een transformatie van Corrie Vonk was en sisten dan tegen elkaar: “Kees
Stip! Dat is Kees Stip!” En voordat Corrie Vonk aan haar tekst toekwam, wist ze grote verwarring in het publiek te veroorzaken. De mensen dachten heus dat Kees Stip himself daar iets deed met een schildpadhoofd op een tafel.
Voordat Wim Kan met zijn unieke conferences de meester van de one-manshow werd was zijn vrouw Corrie de grote trekker van het ABC-cabaret. Met nummers als “M’n knijn is dood…” was zij de ster, de vedette van het programma. Maar na de oorlog (die Corrie
Vonk in een jappen-vrouwenkamp en Wim Kan als krijgsgevangene aan de Burma-spoorweg hadden doorgebracht, omdat ze daar met het ABC-cabaret op tournee waren toen de oorlog daar uitbrak) toen het gezelschap terug in Nederland, weer ging optreden, ontwikkelde Wim Kan zich tot de Maestro van het woord die hij uiteindelijk werd! Ik keek vaak toe, hoe hij zijn publiek opwarmde tot de mensen huilend van het lachen tegen elkaar aanlagen.
(Er waren na afloop wel eens natte stoelen in de zaal omdat sommige dames hun sluitspieren niet meer beheersten)
En wanneer de zaal op kookpunt was, dan zong hij altijd een liedje waardoor het publiek weer enigszins afkoelde. Those where the days!
Gedicht:
Er was een oude vrouw met een kamer een keuken
en een hart. Het hart liet kinderen binnen plus
een vrouw en een vrouw op de vlucht voor
wat elders gebeurde en stond te gebeuren. Het hart
maakte de kamer en keuken wat groter zodat het zou
passen, haalde water en brood. De kinderen
speelden, de vrouw en de vrouw weenden
om een man en een man en alle verlies daarginder.
De oude vrouw met het grote hart en de krappe
kamer en keuken deelde wat ze nog had, stak een klein
vuur aan, zocht in een stapel met kleren iets warms
voor de kinderen en speelgoed omdat het kon duren.
Hester Knibbe (1946)
uit: Er staat te gebeuren (2023)