Redactie AD
Titel: Tempo doeloe of verleden tijd.
Met mijn verleden in de rug moet ik bekennen, dat daar ook een stukje Nederlands Indië of beter gezegd Indonesië een behoorlijke rol in speelt. Niet alleen door de aan ons bekende geschiedenis, maar ook door de familie, waarvan een deel in dat oude Indië ook zijn toekomst zocht en vond. Zoals oom Henri, broer van mijn opa, voor de oorlog al gepensioneerd. Hij was gescheiden van tante Nel, een ontzettend leuke vrouw, die wel het Jappenkamp had overleefd en met andere familieleden, neven en nichten, met die grote stoomboten zoals o.a. de ‘Willem Ruis”, terugkwam.
Nu had oom Henri inmiddels een nieuwe vriendin, wij noemden haar tante Fiep. Zij kwam met mijn oom af en toe bij ons eten. Mijn moeder, ook gescheiden, kookte heel lekker. Als oom Henri en tante Fiep bij ons kwamen eten, scherpte mijn moeder de tafelmanieren van mijn broertje en mij extra aan. “Niet prakken!”, riep ze dreigend, “en niet je mes zo neerleggen, dat de jus op het tafelkleed druipt!” Aan tafel werd Frans gesproken, het ging dan over het centje, dat oom en tante mijn moeder,(het arme nichtje) die niet rijk was, zouden geven. En het ging over andere zaken waar mijn broer en ik niets mee te maken hadden…
Mijn broer en ik hingen aan de lippen van tante Fiep, die gouvernante was geweest aan het hof van de Soesoehoenan van Soerakarta, het vorstendom, waar tante Fiep de prinsjes en prinsessen les gaf in pianospelen (zij had een conservatorium opleiding), schaken, en conversatie). Zij leefde ook aan het hof, kreeg haar maaltijden geserveerd onder een pajong(indische parasol) met het resultaat, dat ze nooit had leren koken in een leven met bedienden! Ik hield veel van deze oom en tante, met hun kostelijke verhalen
.Later in mijnleven, ik werkte al voor het Algemeen dagblad, was daar ineens de Soesoehoenan van Soerakarta, in Nederland. Hij was met zijn prinsessen die voorstellingen van hofdansen in ons land en verder in Europa gaven om geld te genereren voor het opknappen van de Kraton(paleis), dat door een brand grondig was beschadigd. Ik werd gebeld, of ik de Indonesische vorst wilde intervieuwen. Hij logeerde in Hotel des Indes in den Haag. Het was een aangename ontmoeting met een al wat oudere prins, hij was waarschijnlijk de zoon of kleinzoon van een de prins waaraan tante Fiep les aan had gegeven! Hij vertelde mij, dat hij in Leiden had gestudeerd en nu nog wekelijks naar Djakarta reisde om de NRC te lezen! Het bijzondere van dat bezoek met zijn prinsessen was, dat deze alleen maar buiten de Kraton mochten komen om geld op te halen voor de brandschade!