Column 24 november 2021


Redactie AD
Titel : Poezie helpt.

Wakker worden met de aantallen nieuwe coronabesmettingen in de oren en met de vraag “in welke bedden en waar moeten we ze neerleggen? “slaan we de benen over de rand van het bed en bezinnen ons. “Alsjeblieft“. wordt er gesmeekt. En “houd je aan de voorschriften. Anders komen we in de zwarte zone!” Ik zet dus maar mijn mondkapje op en ontsmet mijn handen. Ik herinner mij, hoe ik in 1951zojuist was begonnen aan mijn verpleegstersopleiding in het Stads- en Academisch Ziekenhuis in Utrecht. . Er was plotseling een groep mensen uit een tropisch land binnengekomen. Ze leden aan de witte pokken en waren erg besmettelijk. Ze werden geisoleerd in een speciale barak, waar ze werden verpleegd door een team deskundige verplegers. De rest van het verplegend personeel werd gevaccineerd met een witte pokken serum, pijnlijke prikken op ons dijbeen. We liepen daardoor zeker een week allemaal een beetje pijnlijk getroffen. Het gevaar van deze pokken, die in ons land al in geen jaren meer voorkwamen, werd door al deze adequate maatregelen snel ingedamd. Er was geen paniek, we wasten in die jaren vijftig toch al de hele dag onze handen. Vaak met een scheutje lysol waardoor wij en onze uniformen toch meestal een krachtige lysolgeur verspreidden.  Én in 1942, in de oorlog kreeg ik roodvonk. De Duitsers waren als de dood voor besmettelijk ziekten , zodat ik als klein meisje tussen allemaal volwassen vrouwen in de roodvonkbarak terecht kwam met een zwaaiende moeder op het bezoekuur voor het raam.

In de eerste week van Maart vorig jaar kreeg ik corona. Mijn kinderen waren bang dat ik het niet zou overleven. Ik zelf heb aan vijf dagen totaal geen herinnering meer….Behalve dat iedereen riep dat het “griep”was.De dokter wilde de eerste dag de telefoon niet beanwoorden. De tweede dag riep ze: “Belt u de doktersdienst maar!”Deze sprak: “Wanneer u gaat hijgen, mag u ons bellen!”  Omdat ik stokoud ben vonden ze het maar raar, dat ik het overleefde…Ik vond het vooral bejaardendiscriminatie!

.En dan nu tot slot de dichtregels, geplukt uit een vers van de  dichter van Frysland Nyk de Vries:  “.Hoeveel woorden hebben we nodig om onze woordenkleur te geven, Hoe eenvormig moet het worden voor we horen wa we missen? Gister liep ik door het stille veld en begreep dat het wel tijd was om een daad te voegen bij het woord!”