Column 22 april 2020


Redactie Ad
Titel: troostgedicht

Ik bracht een nacht op Kalenberg door. Het was koud, ik hulde mij in alle wollen vesten die ik kon vinden., schapenwollen sokken aan mijn verkleumde voeten.

De televisie deed het niet.Het enige radiostation dat ik op mijn draagbaar radiootje kon ontvangen was BNR.

Een inzichtgevende nacht. Daar waren allemaal zorgelijke managers aan het woord. Een manager onderscheidde zich door een opgewekte toon, vol liefdevolle dankbare boodschappen voor zijn werknemers, die allemaal thuiswerken: “Ik laat ze weten hoe ik hun inzet waardeer, dat ze thuiswerken met soms kleine kinderen om zich heen, die het moeilijk maken zich te concentreren. Ik zorg voor een fles wijn, en een bloemetje voor de vrouwen. Ik praat met ze. Af en toe mogen ze de klaag-boa omhangen, om eens even hun zorgen te luchten, maar niet langer dan vijf minuten. Dan gaan we weer positief dóór! En wanneer iemand een succes boekt om de weg naar inkomsten vrij te maken dan krijgen ze een fles champagne.

Ondanks deze vrolijke goedmakers is de toon bij de managers realistisch. Dapper zien ze de onzekere toekomst onder ogen en bedenken allerlei oplossingen. Ze zetten als proef complete terrassen uit, met de stoelen allemaal op anderhalve meter afstand van elkaar.

Ik neem een hap schone lucht zonder grootstedelijke uitlaatgassen, ik kijk naar de blauwe lucht zonder witte strepen, ik tel heel zachtjes mijn zegeningen. Wel héél zachtjes, want ik hoor de sceptici al roepen:

“Marjan! Het leven is geen padvinderij! Word wakker.!”

Hallo! Ik ben klaarwakker! En ik denk aan alle boeken, alle muziek, aan alle vrienden, alle babies die de toekomst nog gaan beleven. En ik schrijf nog maar eens het mooiste troostgedicht uit onze taal, van een van onze nog steeds heel toegankelijke tijdloze dichters , mijn vroegere dorpsgenoot Jacques Bloem. Hij woonde aan de overkant van het water van de vaart, waaraan ik nu eenenvijftig jaar heb gebivakkeerd.

Hij ligt op het kleine kerkhof in Paaslo, waar heel veel dorpsgenoten die ik nog heb gekend ook liggen. Op zijn graf een van zijn onvergetelijke zinnen: “Voorbij, voorbij, oh en voorgoed voorbij…!”Hier volgt een van zijn mooiste troostgedichten:

De Nachtegalen.

Ik heb van ,t leven vrijwel niets verwacht.
Geluk is vrijwel niet te achterhalen. Wat geeft ,t?
In de koude voorjaarsnachten
Zingen de nachtegalen.