Redactie AD
Titel : Klavierleeuw.
Soms is geluk mijn deel. Iemand is verhinderd, en de kaarten voor een hemels avondje rollen mijn richting uit. Ik bel een goeie vriendin, die ook nog vrij heeft en samen vinden we excellente plaatsen op het balcon van het Amsterdams Concertgebouw, in blijde afwachting van de Poolse pianist Krystian Zimerman.
Ik lees in het programma zijn levensbeschrijving, een aaneenschakeling van prijzen en hoogtepunten van de meester, een vriendelijk ogende grijsaard die nu live de trap naar het podium afdaalt. Volgens het programma heeft hij zijn eigen vleugel meegebracht . Een stem uit de hemel van het Concertgebouw verzoekt ons niet te kuchen en ook niet tussen de onderdelen van de werken te klappen, een fout, die onwetend maar goed bedoelend publiek nogal eens maakt. Want dan wordt de concentratie van de uitvoerende kunstenaars vaak bruut verstoord. Ik voel in mijn tas naar de bij wijze van voorzorg voor ongecontroleerde restgriep -hoest- en niesbuien zak meegenomen dropjes en geef me dan zorgeloos over aan wat ik ga horen; de vijfdelige Sonate nr. 3 in f kl.t., opus nr. 5 van Johannes Brahms. Ach, alle zorgen over niet te bedwingen nies- en hoestbuien vallen weg, zodra de eerste noten van de Brahmssonate klinken.
Dan, na de pauze, klinkt Chopin. Ik luister met gespannen oren naar het Scherzo opus 20, en ik denk, geheel op eigen kracht:”Verdomd! Dat is verzetsmuziek!” En ik steel de woorden van Robert Schumann over dit Scherzo : “Hoe moet droefheid gekleed gaan, als scherts zich in dergelijke grauwe sluiers hult”. Volgens Chopinbiograaf Zielinski vormt het Scherzo een neerslag van de Poolse opstand tegen de Russische bezetters, een optand die is uitgelopen op een bloedbad.
Hoe virtuoos Zimmerman de parelkettingen van aaneengeregen noten ook laat klinken, het laat onverlet hoe de onweersachtige grondtonen onrust in je hoofd zaaien. En wanneer je dan in de toelichting op het programma ( Mienke Knipscheer) leest, dat Chopin als leraar in Parijs zijn leerlingen eindeloos op die eerste dreigende passages van de Scherzo,s liet studeren. “Het moet klinken als een dodenhuis”, hield hij hen voor.
Jaren geleden nam ik mijn kinderen mee naar het afscheidsconcert van Chopinvertolker Arthur Rubinstein. Het was een rib uit mijn lijf, maar dat zijn ze nooit vergeten. En ik dank deze intelligente Klavierleeuw met een diepe buiging voor het schitterende, zullen we zeggen onvergetelijke concert, dat mij nieuwe inzichten verschafte in de muziek van Chopin.