Column 30 januari 2019


Redactie AD
Titel: draadjesvlees

Oorlogsherinneringen, opgeroepen door de herdenking van de bevrijding van kamp “Auschwitz”, komen weer scherp boven drijven. Het is Januari 1945. Ik ben twaalf jaar, loop de poort door die ons Amersfoortse huis scheidt van de buren. Het ruikt er heerlijk naar gebraad, naar draadjesvlees. De buurman is controleur bij het abattoir. Mijn maag rammelt, ik heb nog niets gegeten. Misschien lukt het mijn moeder vandaag een brood te kopen. Zwart. Een Zwart brood…..Ik weet nog heel scherp wat ik dacht toen ik dat heerlijke vlees rook.” Als de oorlog voorbij is, vraag ik op mijn verjaardag draadjes vlees!”
In die laatste hongerwinter ben ik van vlees gaan houden. Wij aten ook voor die winter nooit veel vlees: op Vrijdag kwam de visvrouw met haar kar uit Spakenburg lopen en aten wij vis. Onze poes Sokje wist dat, hij zat klaar bij de voordeur. Mijn moeder zette het kleine raampje open, zodat de kat naar buiten kon. Zodra de kar stopte, sprong Sokje erop , wachtend tot de Spakenburgse vrouw de overgeschoten vellen op de kop van de kar klaarlegde. Mijn moeder kocht schelvis, die ze ook zonder boter heerlijk klaarmaakte. Tot de visvrouw ook niet meer kwam. Vlees aten we alleen nog wanneer mijn moeder een clandestien stukje kon bemachtigen. Op Zaterdag aten we een gebakken ei met sla en gebakken aardappelen. Soms wel eens een bal gehakt, met een uitje en veel in melk gedrenkt oud brood. Maar de geur van het draadjesvlees-gebraad van de buren heeft in mij een liefde voor vlees voorgoed geimplanteerd…
Dus nu de vegetarische slager terrein wint en vlees eten bijna ouderwets moet ik met de trend, die mijn kleinkinderen al hebben ingezet, meedoen. Sinds er een kleindochter haar verjaardagsmaal vierde met een vegetarische “wrap”, gevuld met van alles en óók met een royale hoeveelheid bruine korrels, waarvan ik zelfs mijn zoon verlekkerd zag snoepen, leg ik mijn carnivoren hoofd maar in de schoot. Ik kauw beleefd mee op het als vlees-ogend sojavlees…”Lekker”, lieg ik. Door mijn vleeshonger zal de wereld niet vergaan….ik doe mee met de kinderen die ook niet willen dat de wereld vergaat door het eten van vlees.
Dan gebeurt er een klein wonder. Mijn oudste kleindochter komt eten. “Ik breng alles mee!”, roept deze hardcore vegetariër, bij wie ik al eens een bord veganistische bladeren naar binnen heb gewerkt.”Ga jij maar lekker zitten!”, roept ze enthousiast, “als het eten klaar is roep ik je!”
Ik ben een beetje ongerust wat mij nu weer voor exotische lekkernijen zullen worden voorgezet…Ik ruik iets lekkers…gebakken…Ja wat?…”Klaar!”, roept kleindochter. “Kom maar aan tafel. “Ik zie een schaal met geurige bruine in de boter gebakken balletjes. “Proef maar oma!”. Ik proef. Lekker…Héél lekker! ” “Wat is dat. Het smaakt naar gehakt!” Er klinkt nog achterdocht in mijn stem.”Dat zijn vegetarische sojaballetjes, speciaal voor jou in de boter gebakken!”
Ik smul. Mijn roer is om. Ik doe mee. Met deze heerlijke nepgehaktballen is mijn transitie begonnen!