Column 5 december 2018


Redactie AD
Titel: Respect..

In 1998 schreef ik een grootouderboek, waarin ik een aantal nieuwe Nederlandse grootouders(Marokkaans, Turks, Chinees, Joods, Moluks, Antilliaans, Surinaams)) bevroeg over wat ze nu aan oude gewoonten en gebruiken hadden meegenomen naar het nieuwe vaderland. Wat mij raakte waren de verhalen van de Surinaamse en Antilliaanse grootmoeders. Oma Dina Maatstaf, in 1998 vijfentachtig jaar oud, moeder van elf kinderen, oma van drieenveertig kleinkinderen en op het ogenblik waarop ik haar intervieuwde overgrootmoeder van eenenzestig achterkleinkinderen, vertelt met grote warmte over haar enorme familie. Vanuit haar kleine benedenwoning in Amsterdam vertelt zij: “Mijn eigen grootouders heb ik nooit gekend. Mijn moeder kwam op haar twaalfde jaar van de plantage naar de stad, naar Paramaribo. Zij is nog slaaf geweest. Zij kwam van Commewijne, mijn vader van Domburg(Suriname).
Ik herinner me de avond op Curacao, dat ik een dans leerde, een soort Samba. De dans speelde zich op één plek af, je verzette alleen kleine stappen “sur place”. “Dat dansten de slaven met een ijzeren bal aan een ketting om hun been. Dan konden ze niet weglopen!”
Sonia Garmers, schrijfster en programmamaakster, werkend en wonend op Curacao, zelf grootmoeder van een in Holland levende kleindochter, had de allerbeste herinneringen aan háár grootmoeder Jaja, zoals haar roepnaam was. Emerencia Macares was haar officiële naam en haar familie spreekt nog steeds met respect, ontzag en warme genegenheid over deze familiemoeder. Sonia Garmers vertelde: “Tijdens ruzies riep ze nogal eens: “Weten jullie wel wat er in 1863 werd afgeschaft! De slavernij! En ik ben een slaaf in dit huis! “Zij had wel recht van spreken, zij had het vrijheidsbriefje van haar moeder in haar bezit!.
Een van de achterkleindochters van Jaja, schreef voor haar VWO-examen geschiedenis een verhandeling over de sociale en economische achtergrond van de Curacaose slavenopstanden. Daarin komt ook een passage over Jaja voor, waaruit blijkt wat een oer-grootmoeder deze vrouw is geweest.”In 1863 werd de slavernij afgeschaft. Deze ontwikkeling en soortgelijke ontwikkelingen elders sterken mij in mijn overtuiging dat ooit nu nog bestaande vormen van slavernij en andere onvrijheid zullen verdwijnen. Maar het meest geïnspireerd in mijn geloof in verdere emancipatie van de afstammelingen van slaven die thans staatsburger van het koninkrijk der Nederlanden zijn, ben ik door de nagedachtenis aan mijn Jaja, mijn overgrootmoeder , in al haar eenvoud een toonbeeld van onverzettelijkheid en onverschrokkenheid!”
In de context van dit stukje authentieke geschiedenis, uit de mond van kinderen en kleinkinderen van slaven opgetekend, zouden we respectvol met dat verleden moeten omgaan. En ophouden met dat gemekker van mensen, die niet gewoon kunnen omkijken naar dat verleden en het verdriet erover, dat nog leeft onder nazaten van dat schandelijk verleden. Zwarte Piet hoort nu met respect echt in het historisch museum. Laten we vooral ook niet vergeten, dat wij allemaal rood bloed hebben, ongeacht de kleur van onze buitenkant. Dat is ons aller grootste gemene deler. En Sinterklaas kan het in zijn eentje ook heel goed af!