Redactie AD
Titel. Klucht
Toen ik in 1974 aanmonsterde bij John Lanting,s Theater van de Lach om de klassieke rol van het dienstmeisje Titia in een klucht te spelen, werd ik met veel dedain behandeld door collega,s, die ik kende van het werken bij gezelschappen als Lurelei, Jaap van der Merwe en Wim Kan. Alsof ik iets onoirbaars ging doen. “Marjan, wat ga je nu doen? Wij komen niet kijken. We houden niet van een klucht”
. Ik kende John van de Amsterdamse Toneelschool, hij zat een klas hoger dan ik, samen met Annemarie Heijligers, John Leddy en Carla Dura. Dat was in 1954. En pas in de vroeg jaren zeventig kwam ik bij zijn Theater van de Lach terecht, waar ook de gelauwerde actrice Georgette Hagedoorn zich niet te min voelde om de hoofdrol in “Hé, mag ik mijn echtgenoot terug?”, een klucht van Franse origine, te spelen. Het waren de prille dagen van John,s Theater van de Lach. Maar wat ik mijn leven lang niet zal vergeten waren de bomvolle theaters, tot aan de laatste stoel uitverkocht. Vochtige stoelzittingen van vrouwen wier sluitspieren niet opgewassen waren tegen de onontkoombare situaties die zich op het toneel afspeelden, waar John ons aanvoerde tot hoog tempo en grote precisie bij het uitvoeren van de klucht.
In die jaren werd de regie gevoerd door Alexander Doré, de Engelse regisseur en expert die bij de Londense White Hall Farces zijn sporen had verdiend. Die man wist werkelijk alles van de klucht. Hij drilde ons tot de nauwkeurige precisie die noodzakelijk is om het stuk tot zijn volle recht te doen komen. Onder zijn regie speelde ik, samen met Carrie Tefsen, nog een stuk: “Inpakken en wegwezen!” In totaal honderd en zestig voorstellingen voor tot de laatste stoel uitverkochte zalen. Niet te vergeten, dat bij de Romeinse schrijver Plautus dit genre al grote hoeveelheden publiek trok. Deur in, deur uit, bed in, bed uit…het is net het leven zelf. Daar willen mensen altijd wel naar komen kijken!
Tempo, timing en precisie, dat zijn de “stepstones”van de klucht. Die mogen nooit verwateren of gaan glijden, dat verdraagt de klucht niet. Gelukkig heeft producent Albert Verlinde het stokje van John Lanting overgenomen door in 2002 Jon van Eerd weer voor een echte klucht te engageren. Sindsdien geldt Jon als de opvolger van John Lanting. De klucht is nog lang niet dood. En ik vergeet mijn leven lang niet het heerlijke hartverwarmende gevoel dat je krijgt om voor zo,n volle zaal, die voortdurend dubbelklapt van het lachen bij de volgende gebeurtenis in de uitvergrote werkelijkheid van de klucht, je werk te mogen doen.