Column 25 juli 2018


Redactie AD
Titel: Aids.

Op het ogenblik wordt er in Amsterdam een groot congres gehouden, waar aids de hoofdrol krijgt. Tegelijkertijd duiken er verontrustende berichten op over toename van de ziekte onder jonge mensen. In Frankrijk is een grote toename van geslachtsziekten gemeld, waarbij HIV ook weer de kop opsteekt.
In ons land heerst er een gematigd positieve stemming. “Je hoeft er niet meer aan te sterven. Dank zij de nieuwe medicatie spreken we nu wel van een chronische ziekte.’ Maar zodra wij op de televisie worden geconfronteerd met mensen uit Rusland en de Oekraïne, landen waar er over HIV wordt gezwegen, krijgen wij een indruk hoe gigantisch groot het probleem is. Prinses Mabel doet een dringend beroep groot in te zetten op de bestrijding van de ziekte en vooral ook voorlichting aan jonge mensen te geven ter voorkoming. “Wij verliezen anders een complete generatie!” Ze pleitte ook voor HIV-preventie voor de heel jonge meisjes, die in een vroeg huwelijk door hun man besmet worden.
Bij dit soort berichten denk ik altijd aan Martha Bergsma, voormalig danseres, die haar bestemming heeft gevonden in de verzorging van HIVpatienten.
“Ik kreeg mijn dansopleiding bij Scapino, werd half-solist, danste in het circus,speelde in kluchten bij John Lanting . In een tijd van weinig werk in mijn vak volgde ik een opleiding tot ziekenverzorgster, die ik later uitbreidde met allerlei vakdiploma,s. Ik vond zinvol werk in de daklozen- en verslavingszorg, waarbij ik ook veel te maken kreeg met aidspatiënten.”
Ze leerde Rikus Dullaert kennen, een antiquair met als specialiteit ikonen, die zijn geld stak in kleinschalige projecten voor verslaafden, hij werkte ook met Cordaid samen. Eigenlijk was hij een pastor, maar hij mocht bepaalde handelingen niet doen omdat hij geen officiële priester was. Hij trok naar de bisschop van Haarlem en kreeg toestemming ook bij begraven, trouwen en dopen rituele handelingen te verrichten. Hij werd de “drugspastoor” genoemd. Op Zondag predikte hij in de crypte in de Amsterdamse Barnesteeg. Met hem ben ik zeven jaar lang drie maanden per jaar als vrijwilligster naar Johannesburg getrokken om te werken in een verpleeghuis met twintig bedden voor kinderen, het Nazareth Huis.
“Wat ik daar zag en meemaakte was dramatisch. De zieke kinderen kwamen via de kliniek naar binnen. De ouders waren vaak dood. De kinderen waren in een heel slechte staat, met afschuwelijke doorligwonden, het was té erg…soms werd daar niets meer aan gedaan, “want ze gaan toch dood”.
“Martha…Hoe hield je het vol om met deze hopeloos zieke kinderen op te trekken?”
“Ik sloeg mijn armen om ze heen…”