Column 16 mei 2018


Redactie AD
Titel: Muiswinkel

Wegens neurotische angst voor te laat komen, ruim drie kwartier te vroeg, in theater De Kleine Komedie gezellig aan de koffie met een mevrouw uit Amstelveen, die haar jarenlange voorkeur voor de voorstellingen van Erik van Muiswinkel met mij deelde. Z ij vertelde dat ze geen voorstelling van van Muiswinkel oversloeg. Ik schaamde mij dat ik Erik vooral kende van zijn meesterlijke televisie-imitaties van allerlei bekende bobo,s en andere opmerkelijke figuren. En mijn verwachting naar de voorstelling steeg door het ongeremde enthousiasme van de Amstelveense mevrouw. Na een zeer korte nacht was ik wel toe aan een beetje verbale verwennerij.
En dat werd het. Met als enige rekwisiet een banaan ter ondersteuning van zijn vrolijk grimmig verbaal geweld ging de cabaretier anderhalf uur los. Ik hing aan zijn lippen daar in die aangename bonbonniëre die De Kleine Komedie nog steeds is.
Ik dacht aan de jaren, dat ik bij Wim Kan en Corry Vonk speelde. Vier maanden per jaar speelden we in het de la Mar-theater. En in Mei verhuisden we naar de Kleine Komedie voor het publiek, dat met bussen uit het hele land werd aangevoerd. We repeteerden altijd voor die eerste voorstelling in het voor ons weer nieuwe theater, en volgden de aanwijzingen van Wim Kan die ons door de grillige anatomie van het gebouw leidde voor dat eerste nummer, waarbij wij, “de meiden van Kan” ( MayaBouma, Mimi Kok, Sant Heyermans (kleindochter van Herman), Marijke Hoving) gewapend met stofzuigers en bezems het toneel afliepen om achter uit de zaal weer te verschijnen. Maar Corrie Vonk nam tijdens die eerste voorstelling daadkrachtig de leiding over en duwde ons door een zijdeur de naast het theater gelegen Halve Maansteeg in tot verbijstering van de daar lopende mensen. Door welke deur we het theater ooit weer binnenkwamen ben ik vergeten. Maar niet de potten afschminkvaseline die Wim in de pauze woedend naar de onder de tafel schuilende Corrie smeet!
In 1972 leerde Willem Nijholt mij gedurende een hele maand in De Kleine Komedie op- en af-gaan in de vier éénacters ” Kwartet voor Twee”, (Michael Frayn) die wij samen speelden en die hij ook regisseerde. Ik leerde veel van hem. “Jij weet niet hoe je moet opkomen. En ook niet hoe je weer afgaat!” , riep hij ontsteld “Dat komt door het cabaret. Je staat er al en dan gaat het licht aan. En als je klaar bent gaat het licht weer uit. Maar dit is tonééél!’.
Na een hele maand te hebben genoten van de intimiteit van De Kleine Komedie trokken wij het land in. De eerste avond van de tournee was in Nijmegen, in de oude schouwburg. Ik probeerde die grote zaal naar mijn hand te zetten door uit volle borst te spreken. Waarop Willem mij toesiste: “Wat sta je toch te schreeuwen!”,t Is hier zo groot!”, piepte ik terug en dimde mijn geluid.
Dat is het voordeel van schrijven. Je hoeft alleen maar te zitten. Tot het er stááát!(K.van Kooten)