Redactie AD
Titel: Vertalen.
In de jaren tachtig werden zes van mijn boeken in het Duits vertaald, waaronder “De Feminist” bij uitgeverij Rohwolt. Hoewel de Duitse taal jarenlang, ( sinds het moment dat ik op 14 Mei 1940 als zevenjarige net op tijd met mijn moeder en vijfjarig broertje uit een door een brandbom getroffen huis van mijn oma in de Rotterdamse Taborstraat werd gered door een man met een helm op ) bij mij niet favoriet was, zorgde het nieuws dat een van mijn eerste boeken zou worden vertaald in die taal die ik sinds mijn kinder-oorlogstijd verafschuwde, toch vrolijke opwinding genoeg veroorzaakte om mij over die afkeer heen te zetten. (vuile opportunist die ik ben!)
Ik kreeg een uitnodiging van Uitgeverij Rohwolt naar Hamburg te komen. En ik communiceerde met mijn vertaalster Therese Schins Machleidt over bepaalde stukjes vertaling. Zoals over de opening van “De Feminist”, die luidde:: “Ferltjeppen, skutsje varen, Oepjke n…ken”. Lezer,vergeef mij deze platte taal, die werd geïnspireerd door de toenmalige grap van Jaap Maarleveldt, acteur en in die jaren directeur van de Friese toneelvereniging : “De Noorder compagnie” in Drachten. Ik kende hem nog van mijn jaren waarin ik bij Wim Kan speelde. Hij sprak zelf geen woord Fries, maar de naam van zijn secretaresse Oepkje was voor hem genoeg om dat taalgrapje geregel d te gebruiken. En ik jatte die grap van hem om mijn buitengewoon erotisch openhartige roman mee te openen! Het vertalersprobleem lag bij die Friese openingszin: alleen in Oost Duitsland word een soort oost-Fries gesproken. Uiteindelijk werd voor de volgende openingszin gekozen: “Winden wehen, schiffen gehen, Wiebkje vindet vögelen schön!”
“Oepkje” werd “Wiebkje”. Ach, wie was ik om daar niet vrolijk van te worden. En een oplage van vijfentwintigduizend exemplaren in de taal, die ik jarenlang niet zonder enige weerzin te voelen kon aanhoren, was toch ook prettig. Ik werd bovendien uitgenodigd om in de Stads Vortragsahl in de bibliotheek in Munchen voor te lezen uit die vertaling. Ik herinner me hoe goed beveiligd de bibliotheek was. Je kwam daar niet zo maar binnen!
Karel Terhaar, de hoogleraar die in Munchen onze taal doceerde aan de Duitse studenten die in Utrecht onze zeventiende eeuwse schilderkunst gingen bestuderen en daartoe wel wat Nederlandse inzichten konden gebruiken, leidde mijn lezing in. Daarna mocht ik luid en duidelijk in het Duits mijn verhaal voorlezen. Hierna lag mijn tong in een dubbele mastworp…
Uitgever Rowolt liet mij in Hamburg logeren in hotel “Prem” aan de Alster, de binnenzee midden in Hamburg, waar vroeger Zarah Leander ook wel eens verbleef. Op het balkon van haar suite nam zij dan de enthousiaste begroeting van haar vele fans in ontvangst. Ik herinner me nog haar diep-warme, bijna mannelijke altstem. Mijn moeder kon haar meesterlijk imiteren….zij liet dan haar mezzo sopraan dalen tot grote pathetische diepte! “Nur nicht aus Liebe weinen” en “Der Wind hat mir ein Lied erzählt…” zong mijn moedertje, zichzelf krachtig begeleidend. Daarmee joeg zij mijn eerste vriendje, die een beetje beteuterd op de gang wachtte tot mijn moeders muzikaal geweld voorbij was, de stuipen op het lijf…