Redactie AD
Titel: Leesgenot.
Ik was net zeven jaar oud, maar las ongecensureerd door vaders en moeders alles wat ik te pakken kon krijgen. Bij mijn grootmoeder in Rotterdam sliep ik in een alkoof, op zolder. Het was nog vóór het uitbreken van de oorlog. Ik las in een jongensboek van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand, een van de meest bloedstollende passages, die ik mij mijn hele leven ben blijven herinneren. Er werd een Indiaan gemarteld. Daartoe was een boom half gekliefd, de arme man in dat gekloofde stuk gelegd en zo werd hij gepijnigd. De boosaardige blanke man knelde hem steeds vaster en vaster tussen die twee stukken hout. Het was zo,n wreed horrorverhaal, ik moest voortdurend even ophouden en diep zuchten, voor ik weer verder kon lezen! Bah, wat was dat een rotboek! Toch moest ik het uitlezen van mijzelf.
Veel boeken later, las ik, achttien jaar oud, in de nachtdienst in het Stads en Accademisch Ziekenhuis de boeken van Henry Miller. Jonge jonge jonge! Ik leende ze van een vriendin, die veel prettig voorwerk had gedaan door alle wild-erotische passages aan te strepen, zodat ik dat vervelende metafysische geleuter van de ouwe Miller, op weg naar zijn volgende erectie, gewoon kon overslaan…Die boeken werden in de jaren veertig bij de Olympia Press in Frankrijk gedrukt, in Amerika waren ze verboden. Flaubert, ook zo,n ontdekking: Madame Bovary! Wanneer wij ,s zomers terugkeerden van de Bretonse vakantie, lag Bovary op mijn schoot. Ergens in Noord Frankrijk reden wij door een dorp, je sloeg daar een hoek om en daar lag het huis van Emma Bovary en haar man, de dorpsdokter. Ik wist het zeker! Ik geloof dat ik Madame Bovary wel twintig keer heb gelezen, hét leerstuk voor onafhankelijke vrouwen!
Maar ook las ik heerlijke verzen! Ik trakteer U op een klein stukje liefdesgedicht uit “Beemdgras”. van Judith Herzberg.
“De poezen gaan bij mij in bed.. De hond gaat op het kleedje. Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars. Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is. De hele dag en ook de hele nacht blijven wij alsmaar bij elkaar”
En als toetje van deze boekenweekcolumn, ook van Judith Herzberg, nog een heel heerlijk liefdesversje, uit haar bundel “Liefdesliedjes”.
“O, dat ik in zijn armen lag, één onder mijn hoofd één over mij heen en dat ik zijn ogen boven mij zag! Ik zeg jullie met klem Jerusalemse meisjes zet niet tot liefde aan laat haar vanzelf ontstaan..”.