Redactie AD
Titel: Hete bronst.
Sex is hot. Om van het kleurrijk openbaarmaken van de in het leven door vrouwen doorstane sexuele intimidatie maar te zwijgen. De media lusten er wel pap van. Waarvan? Van mannen, die er duidelijk ook pap van lusten, maar wiens bronstige lust zo groot is dat ze hun handen en eventueel andere lichaamsdelen niet thuis kunnen houden. .
En nu, als een steenpuist die eindelijk openbarst worden wij in de publieke ruimte getrakteerd op de verslagen van al die wellustige uitglijers, die eerst jaren, ja soms zelfs levenslang, onder de pet worden gehouden. Vooral vrouwen, die door hun werksituatie in een afhankelijke positie verkeren, zijn nogal eens de klos. Dan speelt bij al die wellust ook nog eens de macht van de intimidator een rol. Ik inventariseer op mijn ouwe dag nog maar eens enige sexueel gekleurde gebeurtenissen.. Als meisje van acht hadden wij een onderduiker, een grote dikke man die alleraardigst pianospeelde, met als extra attractie, dat hij uitsluitend de zwarte toetsen gebruikte. Ik vond dat heel bijzonder en stond bewonderend naar hem te kijken. Hij trok mij op zijn schoot en speelde dóór. Ik zat erg ongemakkelijk op een enorme bobbel, en wilde wegglippen. Maar ik zat stevig vast tussen zijn knieën en pas toen mijn moeder riep dat de koffie klaar was, kon ik ontsnappen.
Veel later in mij leven, zat ik, wederom met een grote dikke man, op de grond platen uit te zoeken voor een radioprogramma. Plotseling zat de dikke man bovenop mij. Ik wurmde mij met moeite onder hem uit, en verliet hollend het pand.
Ook heb ik beleefd, dat er onder mijn slaapkamerraam een man stond te roepen. “Buiten komen! Nu! Meteen.” Gelukkig had ik toen nog een man, die terug riep dat de vent moest ophoepelen. Het werd ernst toen ik, na een voostelling met Wim Kan, in 1958, met een collega terug naar huis liftte. Mijn collega stapte uit in A,dam Zuid, ik reed mee naar het Rapenburg, waar ik met man en kind een lekkende zolder bewoonde. Bij mijn huis aangekomen, trok de bestuurder mij over zich heen en drukte hard mijn keel dicht. IK probeerde mij los te worstelen, maar hij was sterk en agressief. Hij reed hard weg van mijn huis, de stad uit en stopte in een stille berm, scheurde mijn bloesje kapot”, sommeerde mij het uit te trekken. Wat deed ik? Ik praatte en praatte en praatte. Iets tussen een Leger der Heils preek en het Volkstoneel in. Zo ontnam ik hem iedere lust. “Ik ben zwanger!”, riep ik. “Waarom heb je mijn collega niet gepakt?” Hij kalmeerde en reed plotseling terug naar mijn huis. Ik zat rillend en bloot naast hem. “Geef me een kwartier!”, riep hij toen ik uitstapte. Ik prentte het nummer in mijn hoofd, rende de drie trappen op.”Naar de politie”, riep mijn man. ,s Avonds werd de vent gepakt. Mijn collega en ik moesten hem door een klein raam identificeren. “Die man was agressief. U heeft uw leven gered door hem gewoon lam te praten!”, zei de psychiater tijdens het verhoor.
Dat heet zelfredzaamheid!