Column 26 juli 2017


Redactie AD
Titel: Herfst?

Pruimen!
“Als de Hollandse pruimen komen, is de zomer voorbij!’, zegt mijn groenteman somber.
Ik kijk begerig naar de donkerpaarse eivormige Hollandse Bopalpruimen. “Los van de pit!”, zegt hij iets minder somber. Ze zien er zo heerlijk uit. Ze zijn ook veel en veel smakelijker dan die grote buitenlandse exoten. “Doe maar een pondje”. Kan me niks schelen dat de zomer voorbij is, ik ben oud genoeg om te weten dat die iedere dag weer terug kan komen. “En heb je misschien ook een peer? Waarvan het sap langs je kin loopt als je er in bijt?” Ja. Die peer heeft hij ook!
Ik denk nu aan de twee jonge ooievaren, die dagelijks proefvluchten maken. Die zijn ook al bezig zich voor te bereiden op de lange reis naar Afrika. Ze staan op de rand van het nest en dan… Los! De nog magere jonkies dweilen laag rondjes over het dorp.
Het is het vijfde jaar dat ze het nest op mijn afgeplatte kastanjeboom bewonen. Eind Maart zijn ze gekomen en begin Augustus gaan ze weer weg. Twee eieren zijn er dit voorjaar uitgebroed. Een buurman, drie huizen verderop, vertelt: “Die vader is zo bekaf. Die komt vaak ,s nachts bij mij in een boom overnachten.” Ik vond het al zo merkwaardig dat die vier ooievaars, pa, moe en twee jonkies, allemaal in dat nest pasten. Dus die vader logeert een paar huizen verderop! Ook zitten de ouders nogal eens samen op het dak van de andere buren uit te hijgen van de ouderlijke plichten.
Na de pruimen en ooievaarjonkies die vliegen leren zijn er de spinnen. Na mijn verjaardag begin Juli komen de spinnen. Hun prachtige webben zie je ,s ochtends in de zilveren ochtendmist op het tuinpad. En de muziek van de zangvogels, de merel- en lijsterjubel die in de lente en vroege zomer je aanmoedigen hen te imiteren, is nu ook gestopt. Ook zij zijn druk met de opvoeding van de kleintjes. Eenmaal zag ik dat een zwaluwpaar zijn drie babies naar bed joeg. De avond viel, en papa tsjilpte zijn kinderen het tegen het huis geplakte nest in.
Vijftig jaar geleden zat ik ook op de schommel in de achtertuin en at een pruim van een inmiddels overleden pruimenboom. We waren net in het bezit van de oude bakkerij. Ik haalde diep adem en genoot intens van de rust. Wat een verschil met de stad…
Plotseling hoorde ik een ijselijk gekrijs. Ik keek omhoog, verrekte mijn nek om te zien waar het geluid vandaan kwam. Het was een grote uil. In zijn bek een krijsend jong konijn!
Het buitenleven maakt de mens realistisch, romantisch dromen over de liefelijke natuur leer je hier wel af. Toch blijf ik het jammer vinden dat de ooievaren nooit eens terugzwaaien. Het enige geluid dat ze maken is klepperen. Tegen elkaar. Ze gebruiken mijn boom. Een beetje communiceren met de huisbaas is er niet bij.