Column 22 maart 2017


Redactie AD
Titel; Verboden vruchten.

De slager kwam fluitend het pad af. Met zijn grote rieten mand voorop de fiets gevuld met bloedworst, gehakt en soepvlees bracht hij de verse waar deur aan deur. Bij Engeltje riep hj vergeefs: “Volluk!” Hij rammelde aan de klink, die zat vast. Dan liep hij maar even naar achteren. Ze had de vorige keer toch duidelijk een bestelling opgegeven, hij kon het vlees moeilijk in het gras leggen.
De deur van het schapenhok kierde. Misschien voerde ze het schaap, dat net had gelammerd.
Hij stak zijn kop om de hoek van de deur en keek tegen de blote billen van de postbode. En ze waren zo verschrikkelijk bezig, hij had wel een kanon kunnen afschieten, ze zouden het niet merken. Geïntrigeerd keek Harm de slager naar het menselijk bedrijf, dat zich voor zijn ogen afspeelde, ze zouden het niet merken. De pet van de postbode lag naast hem op de grond, maar z,n uniformjas had hij gewoon aangehouden. Het schaap, dat in het hok stond met naast zich haar pasgeboren lam, keek mee…
Die vieze Engeltje. Foei wat een vies wuuf! Hij had het wel vaker gehoord, dat ze niet deugde, maar nu mocht hij het met eigen ogen aanschouwen. Hij trok zijn hoofd terug, sloot de deur en draaide de sleutel om. Hun verdiende loon. Het vlees gaf hij af bij de buurvrouw.
Het was hier net zo,n puinhoop als in de stad, waar ook iedereen het met iedereen doet en iedereen dat ook heel gewoon vindt. Hoe had ze kunnen denken, dat dit een vredig dorp was met uitsluitend gelukkige huwelijken? Er was geen verschil, alleen stak hier het menselijk gedrag scherp af tegen de lage luchten. Het kwaad werd hier duidelijk benoemd, er hoorden personen bij, die je in verte zag aankomen, zodat je je hoofd kon afwenden of juist groeten.
“En die man van Engeltje, die Lubbert. Deed die er nou helemaal niks aan?”
“Wat moest ie?” Ze mocht dan wel een wild wijf wezen . toch had ze haar eigen regels. “Hij zat met een kot vol kinders en een laag dagloon, ,t waren ook heel andere tijden.” Er schoot haar plotseling nog iets te binnen.”O…en de mollenvanger! Die vertelde het toch overal?””
“Ja. die wilde koffie drinken . Hij klopte op haar deur, stapte uit zijn klompen en liep naar binnen. En daar…hij versteende van schrik. Een naakt wuuf! Spierendnaakt stond ze voor hem. “Kom maar lekker binnen, je hoeft je niet te schamen”. Het nakende wuuf sprak tegen hem. Nakend, met los rood haar. Dat bleef hem eeuwig bij. Niks moest hij er van hebben, helemaal niks! Maar hij vertelde het wel gretig verder. In de kroeg , waar de kerels met rooie koppen naar hem luisterden en zich afvroegen of ze niet zelf eens een kansje zouden wagen bij dat opgewonden wijf. Ze mocht dan wel een wild wijf wezen, toch had ze haar eigen regels. Als Lubbert thuis was most ze geen mannen aan de deur.”
“Hoe wisten die kerels dan dat ze niet welkom waren?”
“Als d,r eigen vent thuis was, dan hing ze gewoon een grote rooie zakdoek aan de lijn!”