Column 8 februari 2017


Redactie AD
Titel: Tegenwind
Vannacht,, of nou  ja…vanmorgen, om precies te zijn vijf uur, zet ik de tv aan, om nog net op tijd schrijver Dimitri Verhulst bij de herhaling van “De Wereld draait door” te horen  vertellen, dat hij “Pippi Langkous”, heldin uit het beroemde boek van Astrid Lindgren, helemaal niet zo,n voorbeeld van durf en ondernemingsgeest vind. Dimitri verteld over het televisieprogramma over de Europese literatuur, wat hij maakte  aan de hand van de Gids voor de Wereldliteratuur van de vorige zomer overleden Pieter Steinz.  Deze Gids opent met deze Pippi, die als metafoor van een zelfuitgevonden zelfstandig leven dient. “Ik vind Pippi Langkous een trut!”, zegt Dimitri. Hij vindt dat dit kleine meisje een bevoorrecht leventje leidt, ze woont in een groot huis en doet precies waar ze zin in heeft.

Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en hoor Dimitri ook nog iets zeggen over “tegenwind uit je mond”. En dat beeld blijft bij mij onder het tanden poetsen hangen. Tegenwind, breek me de bek niet open. IK heb het gevoel, dat de wereld wacht op de tegenwind tegen alle angstig makende gebeurtenissen tijdens het kersverse bewind van meneer Trump. Eerste duidelijke tegenwind komt van de rechter, die al die mensen die op vliegvelden worden tegengehouden het land van de Vrijheid (tóch?) gewoon binnenlaat.

Het woord voert mij ook terug in de tijd. Ik ben drie jaar of nog jonger. Ik sta op een Zeeuwse dijk. Het waait héél héél hard. Mijn moeder neemt een foto van mij. Korte beentjes, witte sokken. Korte krullen die het haar voor mijn oren blaast. Er is dus beeld bij dat unieke kindergevoel, dat ik nooit ben vergeten. Ik weet nog heel precies hoe ik met mijn rug leunde tegen die harde wind, een wonderlijk gevoel, een kinderlijke krachtmeting. Prettig, de wind blies mij niet omvér!

Dat gevoel krijg ik ook wanneer ik naar Lurbach op Zondag kijk. Gewoon, een man in een pak, alleen zijn piepkleine kuifje verwijst naar ironie. Geen maskerade, geen snorren en  baarden, hoeden en petten. Gewoon, het woord doet zijn werk.  Ik mag dan een ouwe sok zijn, dit is het cabaret waar ik in de drie jaar dat ik bij Wim Kan werkte, leerde kennen. Ik deed daar in het voorprogramma waterdragerswerk, om dan na de pauze ademloos te kijken naar Wim Kan, hoe hij time-de, hoe hij de altijd goed gevulde zaal naar de totale lachkramp joeg. Om dan op het hoogtepunt van de orkaan  aangekomen een kalmerend liedje in te zetten, zodat de zaal kon bekomen van de lachstorm. Verbaal geweld, met als ondersteuning een glas wijn en de enorme vellen papier op de grond, onzichtbaar voor het publiek, waar hij met steekwoorden de lijn van het programma in had neergelegd.

In zijn programma,s was altijd ruimte voor de actualiteit, het vaste bouwwerk was luchtig genoeg om het laatste nieuws toe te voegen. In mijn hoofd kan ik nog steeds die licht neuzelende stem oproepen, hoe hij zijn grappen het doel in-knalde.  Hij wist onze taal effectief te gebruiken, vloeken overbodig.

Hoewel het nog een “brave”tijd was, er kwam genoeg kritische tegenwind uit zijn mond. zoals hij zelf zei : “Je neemt er wat van méé!!”