Column 25 mei 2016


Redactie AD
Titel: Ze worden honderd jaar.

Het familiefeest is in volle gang, wanneer ik binnenkom. De jongste dochter van mijn jongste zoon viert haar zevende verjaardag, er wordt gebarbecued. Deze zoon is niet gewend zich door wat dan ook van zijn voornemens af te laten brengen, dus hij heeft een enorme witte tent gehuurd, zodat het roosteren van het feestvlees niet wordt gefrustreerd door plensbuien. Zijn dochter heeft een aantal kleine jongentjes op haar partijtje uitgenodigd, die in de leeggeruimde kamer een soort karate met elkaar oefenen, waarbij ze elkaar met doffe klappen op de grond donderen.
Het kleine hoofd van mijn jarige kleindochter gaat schuil onder de zojuist van haar tante, mijn dochter, gekregen grote pet, ze ziet er uit als Pietje Bel. Mijn dochter heeft geen kinderen, maar haar functie als suikertante vervult zij met gratie. Haar cadeautjes scoren hoog! Ook gaat ze van tijd tot tijd een dagje met een nichtje of neef “shoppen”. In de famiie is zij heel populair!. Ik ben oma, mag zitten, en mag zelfs een zeven weken oud jongetje een poosje op schoot houden, zodat zijn ouders even hun bord kunnen leegeten. Ik bekijk dit gave nieuwe mensje aandachtig en intens: hij lijkt als twee druppels water op zijn pa. Vooral zijn oren zijn magnifiek, grote roze schelpen die dicht tegen zijn hoofdje liggen. Zojuist op het nieuws gehoord, dat hij makkelijk honderd jaar kan worden. Ik zit nog nét niet te spinnen van tevredenheid: de blauwdruk die ik kreeg van het grote vrolijke gezin van mijn grootouders van moeders kant is in mijn leven prachtig ingevuld!
Om mij heen worden vakantieplannen besproken. In de jaren dat ik met mijn ex samen op vakantie ging, deden wij iets wat we hadden gepikt uit het onvolprezen babyboek van dokter Spock. We maakten voor alle kinderen per dag van onze afwezigheid een persoonlijk pakje. Kleine dingetjes, afgewisseld met lekkers, en die pakjes mochten ze, voordat ze naar bed gingen open maken. Wanneer wij terugkwamen, was hun eerste vraag: “Wanneer gaan jullie wéér weg?”
Dat onvolprezen boek van dokter Spock, ik heb het al mijn kinderen nog cadeau gedaan bij de geboorte van hún kinderen. De tijd had niet stilgestaan, Spock werd terzijde geschoven. De voorkeur ging uit naar moderner werk, zoals “Oei! Ik groei!”. Maar ik kreeg toch nog wel eens een gevoel van voldoening, wanneer ik een jaar of wat later een schoondochter of zoon met dokter Spock op schoot zag zitten. “Hij weet echt alles!”, was dat later dankbare commentaar. En dat is ook zo! Dokter Spock had voor elke pukkel, zorgelijk boertje, problemen met lastige eters, een oplossing. Zijn reisadvies herinner ik me nog heel goed: “Wanneer u met uw gezin een verre reis per auto moet maken, neem een flinke doos lollies mee. Zodra uw kinderen op de achterbank gaan zanikken, gooi dan een lollie naar achteren!”
Hoewel ook de wijze Spock geen voorstander van snoep was, op reis vergat hij zijn afkeer van suiker en gaf hij de voorkeur aan het opportunistisch profijtbeginsel van het ordinaire ongezonde zoethoudertje!