Column 22 februari 2016


Redactie AD
Titel: Dit mag nooit meer gebeuren.

Ik verlaat het hofje op de Nieuwe Keizersgracht, loop het stukje Weesperstraat richting Jodenbreestraat en donder op het Jonas Daniël Meyerplein met een dreun in mijn oorlogs- kinderverleden bij het zien van de levensgrote foto,s die op 22 en 23 februari 1941 zijn genomen van de razzia,s die de Duitse bezetter tegen de Joodse Amsterdammers ondernam. Van de 427 mannen die zijn opgepakt zijn er maar twee levend terug gekomen…
Ik woonde in de oorlog met mijn gescheiden moeder en kleine broer in Amersfoort. In het huis van de familie van Wieringen naast ons woonde een vóór de oorlog naar ons land gevlucht Pools echtpaar, pianoleraar Sielenziger en zijn vrouw. Mijnheer Sielenziger stond vaak aan de poort tussen onze huizen te luisteren wanneer ik piano studeerde. Wanneer ik mijn best deed, kreeg ik van hem een complimentje. In 1941 begonnen de moffen met hun deportaties, alle Joden moesten zich opgeven. Vele vrienden doken onder, maar de Sielenzigers waren plichtsgetrouw en gaven zich op. Ze werden naar Amsterdam gebracht waar ze werden gehuisvest op het Rapenburg in de door de bezetter van 15 September 1941 tot 15 September 1943 hermetisch afgesloten Jodenbuurt. Een getto. Daarna was die afsluiting niet meer nodig, alle Amsterdamse Joden waren toen afgevoerd…Of ondergedoken.
”We gaan ze opzoeken”, zei mijn moeder, ik mocht mee. We namen de trein en de tram en werden op de brug bij de Nieuwe Herengracht tegen gehouden door een slagboom voor de ingang van het Rapenburg. Mijn moeder liet haar identiteitspapieren zien en we mochten dóór. We beklommen een heel smalle trap van een klein huis en daar, op een bovenverdieping zaten “onze Sielenzigers”, een klein verdrietig echtpaar, te wachten op wat er verder met hen ging gebeuren. We bleven niet lang, moesten voor donker de trein terug halen.
Het was de laatste keer, dat we de Sielenzigers zagen. Ze zijn bij de Hollandse Schouwburg op de PLantage Middenlaan weggehaald en nooit meer teruggekomen, eerst naar Theresiënstad en uiteindelijk in Auswitz vermoord. Hun dochter Ruth heeft het er levend afgebracht, dank zij de selectie van dokter Mengele is zij in zijn experimentenbarak terechtgekomen en uiteindelijk bevrijd door de Russen. In Augustus 1945, drie maanden na onze bevrijding, stond zij plotseling bij ons op de stoep. Haar man en baby zijn in Auswitz vermoord.
En nu stond ik daar te kijken naar de foto,s, afkomstig van een door de persfotograaf verdonkeremaand filmrolletje met een van de foto,s die hij in 1941 in opdracht moest maken. De Februaristaking van 22 en 23 Februari 1941, de eerste en enige staking tegen de deportaties van Joden in de Europese geschiedenis, wordt dit jaar groot herdacht op dit plein tussen de Portugese Synagoge en de grote “Sjoel” (synagoge) in de Jodenbuurt, waar het prachtige beeld van de Dokwerker van Mari Andriessen ons herinnert aan die staking, die zich als kruipolie door ons land verspreidde. Bij een van de foto,s van een grote man wordt het publiek gevraagd of er nog iemand onder hen is, die hem herkend….
Een van mijn beste vriendinnen vindt mijn behoefte om te herdenken absoluut overbodig. “Kijk naar de wereld, naar de vluchtelingen. “Kijk naar het nu. Al dat ophalen van die gruwelijke herinneringen, wat haalt het uit?´ Maar ik kan nooit meer om mijn scherpe kinderherinneringen heen. Mevrouw en mijnheer Sielenziger blijven in mijn hoofd wonen tot ikzelf niet meer besta. Het enige waar ik geen raad mee weet zijn de nog steeds bij iedere passende gelegenheid maar weer nadrukkelijk herhaalde woorden: “Dit mag nooit meer gebeuren”!
Hoezo?