Redactie AD
Titel: Koffie op schoot.
De eerste ochtend dat ik wakker werd in mijn zojuist verworven Amsterdamse werkplek, een piepklein appartement in een prachtig zeventiende eeuws hofje, sprong ik enthousiast mijn bed uit. Het was begin September, stralend weer, ik repte mij onder de douche, in de kleren en naar buiten!
De Amstel stroomt om de hoek en toonde zich mooier dan ooit met de vroege zon op het water. Ik voelde mij of mijn leven weer een nieuwe start kreeg in de stad waar ik het grootste deel van mijn leven had gewerkt. En denk niet dat ik de plek ik in de WEerribben nu verloochen…integendeel! Maar nu ik hier weer een bed tot mijn beschikking heb , is de noodzaak om drie keer per week op en neer te rijden, of beurtelings in de logeerbedden bij twee van mijn zoons de nacht door te brengen omdat het racen tussen Overijssel en Amsterdam een beetje te veel van het goede werd, tot mijn groot geluk vervallen.
Zo stond ik daar die eerste Amsterdamse ochtend te genieten van mijn nieuwe situatie en bedacht dat een cappuccino op een terras op het Rembrandtplein een goed begin van mijn nieuwe leven zou zijn. Het was vroeg, er zaten nog weinig mensen, ik liet mij neer aan een tafeltje met vier stoelen. Nog vóór ik koffie had besteld kwam er een dame vragen of ze één van mijn stoelen mocht gebruiken.
“Ja hoor, gaat U gang!” riep ik genereus. De vrouw sleepte ijverig de stoel mee. Het terras liep vol. Waar bleef die koffie nou toch?
“Ach dame, vind u het goed, dat ik een van uw stoelen meeneem? Wij zijn met z,n vijven!” Een lange man wachtte mijn instemming niet af
“Ga gerust uw gang!”. Ik vond alles best, zo lang die heerlijke ochtendzon maar op mijn gezicht bleef schijnen. Ik sloot mijn ogen. Het leven was goed. Maar waar bleef de koffie?
“Ach, u zit toch alleen. Vindt u het goed, dat ik die lege stoel meeneem?” Ik schrok uit mijn zonnige doezeligheid wakker. Zonder mijn goedkeuring af te wachten sjouwde de vrouw mijn laatste lege stoel achter zich aan.
Daar was dan eindelijk de koffie. “Ik zet het hier voor u neer!”, en daar zat ik dan. Alleen, aan een tafeltje met mijn koffie. Er schoof een wolk voor de zon.
Een ober naderde. “Mevrouwtje, vindt u het erg vervelend om uw koffie op uw schoot te nemen? Ik heb daar een groot gezelschap en er is nauwelijks plaats de consumpties neer te zetten”. Hij wachtte mijn toestemming niet af, en reikte mij mijn koffie aan.
Daar zat ik dan, teruggekeerd in de barmhartige stad van mijn dromen, met mijn koffie op schoot. De wind blies het schuim koud. Haastig slobberde ik mijn kopje leeg. Ik rilde, liep naar binnen om te betalen en liep weg van het inmiddels volle terras.
Dit overkwam mij begin September. Wie schetst mijn verbazing toen ik in een column van Aleid Truyens in de NRC mijn verhaal bijna letterlijk aantrof? Hoeveel oude vrouwen die in hun eentje koffie drinken overkomt dit? In ieder geval mijd ik tafeltjes met meer dan één lege stoel voorgoed!