Column 31 augustus 2015


Redactie AD
Titel: Het bezit van groene vingers.

Ik kan er niets aan doen, maar planten gaan bij mij niet dood. Wanneer ik kijk naar alle eigenaardige groeisels in oude verweerde potten die ik jarenlang met mij meesleep, dan vraag ik mij af waarom ze maar dóórgroeien, blijven uitbotten, nieuw blad aanmaken en op de raarste momenten in het jaar plotseling in jolige bloei uitbarsten. En mijn oudste kleindochter heeft ook groene vingers! Zij heeft mijn ospelend geweten stil gekregen. Want na de verhuizing twee jaar geleden van mijn Amsterdams verblijf naar het huis in de Weerribben, lieten een tachtigjarige lidcactus, een enorme groene asperagusplant, plus een van klein onooglijk plantje tot uitgegroeide lange stam met bovenin palmachtige groeisels, en een aantal niet kapot te krijgen cyclamenplantjes, mij weten niet van plan te zijn in de hoofdstad achter te blijven. Ik sliep onrustig tot mijn kleindochter zich ontfermde over mijn teveel aan vensterbankbewoners en zij liefdevol de verdere verzorging van mijn zorgplantjes overnam.
In haar vrolijke studentenwoning voelen mijn planten zich buitengewoon thuis. Ook hier kunnen zij het groeien niet laten! Mijn kleindochter voert gesprekken met de potbewoners….volgens mij zit daar een deel van de voorspoedige groei en bloei van alles wat leeft en zorg nodig heeft in. Een praatje met de geraniums zou wel eens de oorzaak kunnen zijn van die niet te stuiten bloei tot diep in oktober.
Zelf heb ik een intieme relatie met een zevenjarige bougainville. Ik kreeg hem als verjaardagscadeau, in volle bloei. En begreep ogenblikkelijk, dat een bougainville niet zo maar een plantje is. Het is een capricieuze vrouw, die aandacht zoekt: “Ben ik vochtig genoeg? Kan er nog een scheutje water bij? Nee!!! Nu staan mijn voeten weer in het water!!! En wil je alsjeblieft de dooie bloemetjes even uit mijn kop halen? Schuif me nog een halve meter verder in de zon! Zonder zon kan ik niet leven!”
Ware het niet dat ze je zorg royaal beloond met een overvloed aan takken vol bloemen dan zou je haar een zeurpiet noemen.
De verhuizing naar het noorden heeft haar bijna de kop gekost. Ze stond vorig jaar september nog buiten tegen het zuidmuurtje, toen het kwik plotseling twee graden onder nul zakte. Ze was die ochtend totaal verkleumd. Ik sleepte haar in haar dikke pot naar de warme keuken, ze kwam weer tot leven. Ik had haar tot kale uitsteeksels teruggesnoeid en nu begon het afwachten om te zien of ze, ondanks de vorstklap, weer tot uitbotten wilde komen….!Ja! Ze heeft het gehaald. Prille blaadjes lieten zien, dat ze er weer zin in kreeg. Maar tot bloeien is het dit jaar niet gekomen. “O”, riep de mee-levende buurvrouw, “ze slaan wel eens een jaartje over. Dan komt ze volgend jaar weer helemaal terug, in volle bloei!”
Ik zet haar binnen, op de zonnigste plek in huis, veilig voor vroege nachtvorst. We gaan gezellig samen overwinteren…wachtend op de volle bloei van volgend jaar…Planten, het zijn je kinderen. Je moet voor ze zorgen. Altijd.