Redactie AD.
Titel: Een kwestie van eeuwige trouw.
Afgelopen week waaide het woord “vrijheid” in woord, geschrift en gezang door de media. Een hele avond op de televisie, het leek soms of we in een groot gebouw leefden waar deuren tegen elkaar open stonden, zodat het woord vrijheid alle kanten uitwaaide. En dan natuurlijk ” trouw” aan die vrijheid, wat die dan ook voor een ieder mag betekenen.
Trouw…dat woord bleef mij in de kop haken. “Een padvindster is trouw”, herinnerde ik mij een van de onderdelen uit die padvinderswet uit de tijd dat ik een jaartje bij de Amersfoortse padvindsters en stokbrood leerde bakken: deeg rond een stok wikkelen en dat in een live kampvuur gaar stomen. Wij hadden in 1946 geen weet van wat een echt stokbrood was, het grote vakantietoerisme was nog niet losgebarsten. Maar het woord “trouw” werd belangrijk voor mij. Trouw aan van alles van nog wat: van trouw aan je beste vriendinnetje, aan het konijn Flop, dat af en toe door ons huis hopste en alle plantjes decimeerde, trouw aan je geliefde, dat kwam later aan de orde…
Ik bleek groene vingers te bezitten, hetgeen er nog steeds toe leidt dat ik allerlei oude tot zeer oude kamerplanten steeds weer in bloei weet te brengen en ze tot hun laatste snik blijf verzorgen zoals die bijna honderdjarige lidcactus die ik erfde van een oude buurvrouw en die mij voor mijn trouw ieder jaar rond Kerstmis beloont met bonte bloei!
Dan is daar de trouw aan je kapper. Toen ik ooit met mijn uitgever méé-verhuisde omdat hij voor zichzelf begon en ik daarover hatelijke verwijtende vragen ontving, antwoordde ik standaard: “Wanneer je kapper verhuist, ga je toch ook met hem mee?”, daarmee voor mijn gevoel overduidelijk aangevend, dat een goeie kapper voor een vrouw van levensbelang is! Zelf zegt mijn kapper hierover: “Ik ken jouw kop zo goed, dat ik zelfs met mijn ogen dicht jouw haar kan knippen!” Hij kent iedere kruin, iedere oprisping van mijn weerbarstige krullen en zo keer ik altijd weer naar hem terug. Boven mijn hoofd praten we elkaar bij, zo hoor je nog eens wat. In al die jaren van mijn hondentrouw aan hem ben ik slechts éénmaal vreemd gegaan, tijdens een bezoek van vier dagen aan Napels. Mijn dochter, die nogal eens in Italië verblijft, kan het weten: “Mam, of ze nou duur of goedkoop zijn, die Italianen kunnen het allemaal!” Bij terugkomst in het vaderland moest ik mijn scheve schaats opbiechten, minzaam nam mijn kapper mijn smoes over de uitglijer in ontvangst.
Ach…mijn kapper. Ik kom als een verwilderd harig oud vrouwtje uit de Weerribben bij hem binnen stuiteren, om na een uurtje met een snoezig scherp geknipt hoofd te vertrekken. Ja…een enkele oudere heer wil dan soms wel eens een oogje aan mij wagen…Zo blijf ik trouw aan deze man, zolang mijn haar zal groeien. Want lezer, geloof mij; het let zeer nauw! Wanneer op een zekere leeftijd mijn haar te lang wordt, zie ik er uit als een ouwe hond…en wanneer het dan té kort wordt geknipt, verander ik in een ouwe heer!
Begrijpt u nu, dat ik mijn eigen kapper eeuwig trouw blijf?!!