Column 18 mei 2015


Redactie AD
Titel: Hijgend van kaft tot kaft.

Zes vaderlandse gezinnen hebben de grootste moeite de eindjes van hun budget aan elkaar te knopen. Officieel is de crisis voorbij…de economie trekt aan, maar ik hoor menigmaal mensen zich afvragen: “waar is die crisis dan voorbij? Bij mij is het nog steeds crisis!”
Ik lees op het ogenblik een ontzettend leuk en ook mooi boek : “Met een bevroren jas en een geleend tientje.”, van Guus Middag, die het leven van Therése Cornips uit haar mond heeft opgetekend.. Thérése is een gelouwerd vertaalster, zij kreeg voor haar werk veel waardering. En haar leven geeft een uitstekend beeld van een kunstenaarsbestaan in de oorlog en de jaren erna. Iedereen was arm, dat wil zeggen; niemand had geld. Reizen ging per fiets, men fietste onbekommerd van België naar Nederland en viceversa. Men logeerde eindeloos bij elkaar, men had nauwelijks geld om de kont te krabben. Er was zo weinig geld voor eten, dat er een hele winter paddestoelen uit het bos werden klaargemaakt, die door de gasten vol achterdocht naar binnen werden gewerkt, vol angst dat ze ieder ogenblik dood konden neerstorten door het eten van een giftige paddestoel! Er dampt een vrolijk, wellustig en geïnspireerd kunstzinnig leven uit het boek op, waarin ook veel wordt gelachen. De liefde wordt bedreven op de meest onorthodoxe manier, men gaat er nogal eens vandoor met de echtvriend of – vriendin van de ander, kortom “la vie bohéme” is de toonaard. Dit alles lijkt zeer op het leven van mijn helaas lang geleden gestorven moedertje. In dit boek gaat het vooral over dichters, schrijvers en vertalers, in het leven van mijn moeder was de muziek het voertuig van haar en haar muzikale vrienden om het leven te vieren en altijd maar weer voort te zetten, geld of geen geld. Mijn moeder, gescheiden in 1938, levend van een uitert magere alimentatie, hield pesion. Maar ze kookte zo lekker voor haar gasten, dat ze er nooit een cent aan overhield. Het was een voortdurend afwegen: waar geen wij ons leie beetje geld aan uit en waaraan niet?
Toch kreeg ik pianoles, er werd altijd muziek gemaakt, er werd veel gelezen en lekker, soms een beetje raar gegeten. En er waren rekeningen die betaald moesten worden, rekeningen die opliepen, tot het zover uit de hand liep, dat men aan de deur kwam om te innen. Ook in dit boek komen de schuldeisers van tijd tot tijd aan de deur. De bewoner verstoppen zich, zodra ze een schuldeiser vermoeden. Maar op een dag kijkt de man van Thérése om een hoekje van een gordijn wordt gezien…! Dat overkwam mijn gesjochte moeder ook een keer. Precies op tijd ontdekte zij dat de kruidenier, waar wij al lange tijd hadden gepoft, op weg was naar haar voordeur. bliksemsel zoct zij dekking onder de tafel. Maar ons huis lag aan een poort, zo liep je makkelijk achterom. Hetgeen de kruidenier. toen op zijn bellen niet werd opengedaan, ook deed. Hij liep ons plaatsje op, keek door de tuindeuren en zag daar mijn moeder onder de tafel zitten. Hij tikte tegen de ramen Waarop mijn moeder vrolijk naar hem zwaaide, op een manier die hem moest laten denken, dat zij – – gewoon – altijd onder die tafel wóónde!
Kijk, zo,n boek is “met een bevroren jas en een geleend tientje”. Om boek om hijgend van kaft tot kaft te lezen!