Redactie AD
Op de avond, dat Paul Groot de rol van Wim Sonneveld in de musical “Sonneveld in De La Mar” voor het eerst zal spelen, zit ik op rij zes in de naar Wim Sonneveld genoemde zaal en voel een koude rilling langs mijn ruggengraat lopen zodra Paul Groot opkomt. “Daar staat Wim!”, denk ik, kijkend naar de veertig jaar geleden gestorven sonneveld. Zonder ook maar iets af te doen aan de zeer geprezen creatie van Tony Neef in de rol van Sonneveld, is hier sprake van een tweede wederopstanding. Gefascineerd kijk ik naar Paul Groot, ik zie een reïncarnatie van de man, die letterlijk een gat sloeg in ons aller leven toen hij – veel te jong – op 8 Maart 1974 stierf.
Ik was nog in het VU-ziekenhuis bij hem op bezoek geweest, in de paar dagen die verliepen tussen zijn opname en zijn dood. Hij las graag en veel, ik liet de heerlijke thriller van Ira Levin – , “A kiss before dying”.- , voor hem inpakken. Op het nippertje realiseerde ik mij, dat het misschien niet zo,n goed idee was een hartpatiënt een boek met zo,n titel cadeau te doen…”Nee!”, zei ik , en liet het boek weer uitpakken, ruilde het voor een “veilig”boek, “Een leven met Bloem”, van Clara Eggink over haar leven met de grote dichter. Hij was er blij mee, hield van gedichten. Hij vertelde mij, dat hij was bezocht door een als verpleegster vermomde verslaggeefster van De Telegraaf, die het lef had gehad de “no go area”, waarin hij zich in het ziekenhuis bevond, binnen te dringen. Hij moest er om giechelen en op mijn voorzichtige kritiek op zijn nogal vergaande behoefte aan publiciteit, sprak hij de wijze woorden: “Marjan, dat scheelt me toch een advertentie van twintigduizend gulden!” Bij een logeerpartij bij hem in Frankrijk naam hij ons op sleeptouw. We bezochten een poepchique hotel: “Een kopje thee drinken kan je overal!”, riep Wim baldadig en liet zich ná de thee door de eigenaar uitgebreid rondleiden, met ons besmuikt giechelend in zijn kielzog.
In de tijd, dat we repeteerden voor “De Kleine Parade”, naar het boek van Henriëtte van Eyk, bestseller uit de jaren dertig waarin het leven in de z.g. betere kringen op de hak werd genomen, herinner ik me de ogenblikken waarin Leen Jongewaard (in de rol van Opa) en Wim samen aan het dollen raakten. Die twee te zien keten, verbaal elkaar uitdagend en tegenspel gevend, zelden heb ik zoiets grappigs gezien….
In de musical komen een aantal van zijn karaktertrekken fijnzinnig aan bod, nergens loodzwaar aangezet en meestal opgelost in een vrolijk liedje. Tijdens een wandeling vertelde hij, hoe hij ooit een paar dagen in het ziekenhuis moest blijven voor een onderzoek. Tegen de hem adorerende verpleegsters betoonde hij zich royaal en hartelijk: “Gaan jullie met vakantie naar Frankrijk? Komen jullie gerust langs, ik nodig jullie hierbij uit!”. En Marjan, op een ochtend kom ik beneden….en dan zitten ze dáár!” Hij was dan zo ontzet, dat ze zijn spontane hartelijke uitnodiging letterlijk hadden genomen.
Het publiek was dol op hem, die warme hartelijkheid, met intens grappige vileine trekjes, wist hij op zijn publiek over te brengen. Hij noemde zichzelf geen cabaretier, maar een amuseur. Aan politiek deed hij niet, maar door de mengeling van oprecht sentiment en de ondermijnende tegenkant spiegelde hij zijn publiek, dat daarin lachend om eigen valsheid, zichzelf herkende.
Aan het eind van de voorstellig loopt Wim – Paul Groot nog eens “langs het tuinpad van zijn vader”.
De vriendin met wie ik samen ben, zegt bij het leeglopen van de zaal: “Heb je gezien, dat die mensen achter ons moesten huilen?”