Column 12 januari 2015


Redactie AD
Titel: Het scherpste wapen.

Tijdens de gruwelijke dagen die zich vorige week in Frankrijk afspeelden en de kreet “Ik ben Charlie”, de nieuwe Geuzenleuze werd van iedereen die zich betrokken en solidair met de slachtoffers voelde, kwamen in DWDD een aantal cartoonisten en columnisten aan het woord, om te vertellen hoever hun solidariteit in tekening en geschrift gaat ten opzichte van hun persoonlijke angst ook slachtoffer te worden van een terroristische aanslag.
Ik moest hierdoor ogenblikkelijk mijzelf de maat nemen en ook denken aan mijn kinderen en kleinkinderen. Zij hebben geen oorlog meegemaakt, een oorlog waaraan ik door mijn kinderervaringen nog steeds criteria ontleen, noem het principes, hoe te handelen in tijden van keuzes maken. Ik had het geluk een buitengewoon dappere moeder te hebben, die met doodsverachting in mijn ogen enge dingen deed, wat zij haar plicht vond. Ik ga hier niet verder verhalen over mijn – god hebbe haar ziel – dappere moedertje, maar zij is wel mijn voorbeeld geworden. Ik dacht vooral aan mijn nageslacht dat goddank, behalve studentenrellen en demonstraties tegen van alles en nog wat, geen oorlog heeft meegemaakt. Maar de verhalen over mijn oorlogsjeugd hebben ze wel aangehoord. Mijn dochter haalt bij gelegenheid altijd weer de tekst van Hendrik van Randwijk aan, de tekst die achter de poffertjestent op het Weteringplantsoen in Amsterdam op de muur staat geschreven:
“Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.”
Dat is zo,n rakende zin, zo compromisloos precies uitdrukkend, waar het over gaat, op een plek waar mensen zijn omgebracht omdat ze de onvrijheid van de bezetting niet verdroegen. En die zit zo diep in de volwassen hersenpan van mijn dochter gegrift, dat ze hem nog steeds ter zake gebruikt. Ook denk ik aan de uitdrukking die ik in het verband van dreigende gebeurtenissen ook nog wel eens hoor : “Bij hem of haar, daar kan je onderduiken!” Typisch een uitdrukking, die stamt uit een oorlog, waarbij je je op een veilige plek moest verbergen om niet opgepakt te worden! Allemaal getoetst in mijn ouwe oorlog…
Ik neem mijzelf nogmaals de maat. Zou ik uit angst mijn grote spotlustige bek houden? Ik ben niet echt bang uitgevallen, maar wat moet er op het spel staan? In de jaren tachtig kreeg ik dreigbrieven, vol hakenkruisen. Smerige telefoontjes, ,s nachts. Mijn kinderen vonden dat ik er mee naar de politie moest gaan. Daar kreeg ik het telefoonnummer van slachtofferhulp, dat ik giechelend verscheurde. Het hield ook weer vanzelf op. Maar wat hier en nu gebeurt is van een andere orde. Ik kan natuurlijk de mooiste vastberaden gedachten hebben over mijn eigen moed. Maar wie zal zeggen hoe ik, in het nauw gedreven mij zal gedragen. Ondanks al mijn goeie intenties durf ik daar geen uitspraak over doen.
Op de Hoge Ring, de rondweg rond Almere, staat op de dijk aan de rechter kant van die weg een betonnen beeld van een kolossaal kanon. Dat wil zeggen: het beeld blijkt een gigantische pen te zijn, met een messcherpe punt. Mijn jongste kleinzoon, hij was hooguit acht, gaf mij uitleg:”Oma, dat is geen kanon! Dat is een pen! Want dat is het scherpste wapen!”
“Het puntje van mijn gouden pen, is het felste wapen wat ik ken!” (Jacop Cats)